Oud-Achtkarspelen

Artikelen Simon Hoeksma

Deze artikelen verschenen in dorpskrant Drogeham.

ACHTERNAMEN (1)

In 1811 moest iedereen in Nederland een achternaam aannemen en werd bovendien de burgerlijke stand ingevoerd. Dit was in de Franse tijd toen Napoleon hier de baas was. Voor 1811 voerden de mensen als tweede naam, de naam van de vader: Pieter Nannes (zoon van Nanne), Sjoerd Pieters, Antje Willems, Teatske Jacobs enzovoort. De gegevens omtrent geboorte, huwelijk en overlijden werden bijgehouden in de kerkelijke boeken van de Hervormde Kerk, waar in die tijd bijna iedereen lid van was.

Alle mannelijke gezinshoofden moesten in het laatst van 1811 naar het gemeentehuis om daar een officiële achternaam op te geven. Achtkarspelen was in die tijd verdeeld in drie mairies (of districten) met elke een eigen gemeentehuis. Drogeham viel samen met Harkema-Opeinde en Gerkesklooster onder de mairie Augustinusga en dat betekende dat de mannen een voetreis naar het gemeentehuis in dit dorp moesten maken. Vaak kozen familieleden (vader en zoons of twee of meerdere broers) dezelfde familienaam. Zo kwam het veelvuldig voor dat de vader tevens de achternaam voor z’n kinderen en kleinkinderen opgaf. Vrouwen hoefden geen familienaam op te geven, tenzij ze weduwe of ongetrouwd waren. In de praktijk voerde de vrouw de achternaam van haar vader en niet, zoals later gebruikelijk werd, die van haar echtgenoot.

Wat voor soort achternamen gaven de mensen op.

Sommige mannen maakten van hun tweede naam (de vaders’ naam) hun officiële familienaam. Voorbeelden hiervan zijn: Douwes, Simons, Willems en Berends.

Een typisch Friese gewoonte was om –ma of –sma achter de voornaam te zetten. Dit kun je vertalen met: zoon van. Zo ontstonden namen als: Pietersma (zoon van Pieter), Jensma, Ipema en Bonnema. Ook het achtervoegsel –inga werd gekozen: Fokkinga (zoon van Fokke) .

Mensen met familienamen eindigend op –ing of –ink komen meestal uit Twente, de Achterhoek of Bentheim. Een voorbeeld hiervan is Weening. Weeninck was de naam van een boerderij. In die streken hadden veel boerderijen een eigen naam; een naam die uiteindelijk weer was afgeleid van een persoon met de naam Wenne of iets dergelijks. In het begin was men niet zo precies wat de spelling betreft; zo wordt de naam in de eerste decennia op verschillende manieren geschreven: Weeninck, Wenink, Wening, Weenings en Weening. De laatste is uiteindelijk de definitieve naam geworden. De familie is afkomstig uit Winterswijk. Willem Tijsses Wenink was wever en zocht zoals zoveel wevers uit die streken werk in Friesland. Hij trouwde met Fokeltje Aedes van der Tuin uit Gerkesklooster en bleef daardoor in Friesland hangen. Zijn nazaten woonden in Surhuizum. Daarbij moeten we evenwel niet aan het huidige Surhuizum denken maar aan de heide van Harkema, dat toen gedeeltelijk onder Surhuizum viel.

Een ander voorbeeld van een familienaam op –ing of –ink is Schievink. De familie Schievink is afkomstig uit Bimolten in de buurt van Nordhorn in het graafschap Bentheim. Dit Duitse gebied ligt in de inham boven Twente. Uit dit gebied kwamen veel linnenwevers naar Friesland, zo ook Durk Hendriks Schieving die hier eind 18e eeuw is komen wonen. Hij trouwde met Wytske Harmens Kylstra uit Drogeham en is zijn verdere leven hier blijven wonen. Ook deze naam is oorspronkelijk een boerderijnaam. De boerderij is genoemd naar iemand met de voornaam Schie (of Schiefe) of iets dergelijks. Bentheim was nauw verwant aan Nederland, tot 1850 werd er zelfs Nederlands gesproken.

Simon Hoeksma

ACHTERNAMEN (2)

In 1811 moesten alle mensen in Nederland een achternaam opgeven. Dat was in de tijd dat Napoleon hier de baas was (1795 – 1815). Diverse mensen kozen als familienaam het beroep dat ze uitoefenden. Ook in Drogeham en omstreken waren verschillende mensen die dat deden. Atze Aukes, boer op de plaats waar nu de boerderij van de familie Hartholt aan de Lândyk staat, koos als achternaam Akkerman. Hij werkte op de akkers (het bouwland) en was dus boer. Willem Oeges, woonachtig op de boerderij in de Hamsterpein waar nu de familie Pool woont, koos heel simpel de naam De Boer. Atze Idsges uit Opeinde was ook boer en koos voor de naam Van der Ploeg.

Andere mensen werkten in de houtbewerking. Jan Jacobs was scheepstimmerman bij Rohel en noemde zich Bijlsma (hij bewerkte het hout met een bijl). De gebroeders Atze, Marten en Gerrit Klazes hadden een beroep dat nu eigenlijk niet meer voorkomt, zij maakten houten goederen als botervaten, emmers en watertonnen. Zij kozen als achternaam Kuipers (een kuip is een ander woord voor ton of vat). Marten Alles woonde in Oostermeer en was wagenmaker. Hij gaf als achternaam Wagenaar op.

Willem Pieters was smid aan de Buorren in Drogeham naast het café. Hij zou de naam Smid hebben kunnen aannemen, maar hij koos voor de latijnse variant van smid en noemde zich Faber.

Gabe Jans had een jeneverbrouwerij in Oostermeer, op de plaats waar nu bakkerij Wijnsma is. Voor het brouwen van jenever had je water nodig, vandaar dat er een bron vlakbij zijn bedrijf was. Hij noemde zich daarom Bron.

Pier Douwes woonde naast het café aan het kanaal dat toentertijd dwars door Kootstertille liep. Hij noemde zich Kramer. Dat wil zeggen, hij was iemand die met koopwaar langs de deuren ging.

Niet alle mensen gaven in 1811 officieel een achternaam op, maar later bij het aangeven van een geboorte, huwelijk of overlijden gebruikten ze echter wel een achternaam. Zo iemand was ook Marten Pieters. Hij was spinner van beroep. Een spinner maakte van losse vezels van wol, katoen of vlas draden, die dan later gebruikt konden worden om kleding mee te weven, breien of naaien. In de boeken van de burgerlijke stand noemen twee zoons en een dochter van Marten Pieters zich Spinder, terwijl twee andere dochters zich opmerkelijk genoeg Spinstra noemen.

Geert Jans woonde op het Witveen bij de Oude Lits. Hij was naast vervener ook overzetter. Wie via de Bildwei het fietspad bij de Leijen langs fietst, komt op een gegeven moment langs een boerderij. Bij deze boerderij ligt een bruggetje over een smal watertje, de Oude Lits. Vroeger was deze Oude Lits echter een brede rivier en wie van Oostermeer naar Rottevalle reisde moest met een schouw of praam overgezet worden. Dat was de taak van Geert Jans, vandaar dat hij zich in 1811 Overzetter noemde. Later in de burgerlijke stand wordt de naam steeds geschreven als Overzet.

Simon Hoeksma

ACHTERNAMEN (3)

In 1811 moest iedereen een achternaam opgeven. Zoals de vorige keren is geschreven waren er mensen die de naam van hun vader als achternaam aannamen en andere mensen die van hun beroep hun achternaam maakten. Er waren ook mensen die de plaats van herkomst als achternaam kozen.

Wietze Pieters koos als achternaam Van der Ham. Hij gaf daarmee aan dat hij afkomstig was uit Drogeham. Later veranderde hij de naam in Hamstra. Hij is de voorvader van de meeste Hamstra’s die tegenwoordig nog in Drogeham wonen.

Egbert Tjerks, o.a. de voorvader van Sterke Hearke, was boer in de Hamsherne. Hij noemde zich Witteveen; z’n voorouders waren afkomstig uit Witveen bij Oostermeer. Andries Hylkes heeft ook in de Hamsherne gewoond. In 1811 was hij boer in de Hamsterpein. Hij noemde zich Henstra, wat afgeleid is van z’n voormalig woongebied, de Hamsherne.

Oebele Aukes was wagenmaker van beroep en noemde zich Van der Woude. Dat is waarschijnlijk afgeleid van Veenwouden, de plaats waar z’n vader vandaan kwam. De Van der Woudes hebben generaties lang van vader op zoon hetzelfde ambacht in Drogeham uitgeoefend. Tot in de jaren ’60 van de vorige eeuw waren ze wagenmaker.

Een van de weinigen die al voor 1811 een achternaam had, was Bindert Jacobs Kloosterman. Hij woonde op de middelste boerderij bij Buweklooster. Deze boerderij is eeuwenlang in het bezit van deze familie geweest.

Er zijn ook mensen wiens naam een van oorsprong buitenlandse afkomst verraad. Johannes Jans noemde zich Van Minnen. Z’n voorouders waren afkomstig uit Minnen oftewel uit Sankt Minden, een gebied tussen Osnabrück en Hannover. Een van z’n voorouders is rond 1630 (tijdens de 80-jarige oorlog) als huursoldaat in het Nederlandse leger gegaan en is aan een Friese vrouw blijven hangen. In die tijd bestond het leger uit huursoldaten, die vaak uit het buitenland afkomstig waren. De dienstplicht is pas in de tijd van Napoleon ingevoerd, in hetzelfde jaar als de familienaamgeving.

Een andere familie wier roots uit Duitsland afkomstig is, is Oldenburger. Een voorouder van Freerk Halbes had ook als huursoldaat dienst genomen in het Nederlandse leger. Hij was afkomstig uit Bockhorn uit het gebied van Oldenburg in Noord-Duitsland.

Jacobus Minderts had in 1811 reeds een familienaam. Hij heette Pool. Een verre voorouder van hem was Bartholomeus Dopscheweijt afkomstig uit Dobkowice in Silezië, een streek in Polen. Waarschijnlijk is hij gevlucht vanwege de dertigjarige oorlog (1618-1648), toen er in het Duitse rijk, waar toen ook een deel van Polen onder viel, een bloedige strijd woedde tussen de protestanten en de rooms-katholieken.

Joannes Franciscus was afkomstig uit Sint-Niklaas in de buurt van Antwerpen. Misschien is hij vanwege de Franse bezetting (in 1798 was er in Sint-Niklaas een opstand die mislukte) gevlucht naar Nederland. Hij heeft in 1811 geen officiële familienaam opgegeven. Hij had echter wel een achternaam; eerst noemde hij zich Clas en later Claus, mogelijk een afleiding van Sint-Niklaas.

Simon Hoeksma

Drogeham rond 1830

Het was Napoleon die opdracht gaf om in Nederland het kadaster in te voeren. De eerste kadastrale kaarten verschenen in 1832. Op de kaarten kun je goed zien hoe Drogeham er toen uitzag. Aan de hand van de huisnummering (ook al een uitvinding van Napoleon) kunnen we een wandeling door Drogeham maken. De wegen waren in die tijd nog niet geplaveid, het waren nog zandwegen en ’s winters modderpaden. Straatnamen waren er in die tijd overigens ook nog niet, het dorp was genummerd van 1 tot en met 88. Daarnaast waren er zes huizen zonder nummer. Deze zijn waarschijnlijk na het instellen van de huisnummering gebouwd. Verder waren er acht huizen waar twee gezinnen woonden. Drie huizen waren niet bewoond en één was afgebroken.

De nummering begon aan de oostkant van het dorp. Aan weerskanten van de Sânnen lagen toen nog overal weilanden. Er stonden slechts vier huizen, één op de huidige Sânnen 3, één daarachter aan het skeanpaed, één in It Leech en één op de Sânnen 31. Het eerste huis aan de Buorren stond aan de noordkant, Buorren 8. Het eerste huis aan de zuidkant stond op Buorren 7. Hier tegenover stond toen nog de korenmolen. Het laatste huis aan de noordkant stond op Buorren 46. Het laatste huis aan de zuidkant stond op Buorren 45. Totaal stonden er 27 huizen aan de Buorren. Ook in die tijd al woonden de meeste middenstanders in dit gedeelte van het dorp. Er woonden een timmerman, een bakker, een wagenmaker, twee kooplieden, twee schoenmakers, een kuiper, twee vleeshouwers (slagers), een smid, een uurwerkmaker en twee herbergiers.

Hierna ging de huisnummering via het Tsjerkepaed (6 huizen) over de Brink naar de oostkant van de Ike Buorren (2 huizen). Aan de westkant van de Ikebuorren stonden geen huizen, want hier was zoals geschreven toen nog de Brink. Daarna werd de Tsjerke Buorren ingeslagen. Aan het zuidelijke gedeelte stonden 12 huizen. Ook de bakkerij aan het Tsjerkepaed (nr. 6) werd in deze rit meegenomen. Aan de Tsjerke Buorren woonden ook een aantal middenstanders: een timmerman, een winkelier en twee slagers. Op de plaats van De Fakkel stond de lagere school met onderwijzerswoning.

Via het westelijke zijpaadje van deTsjerke Buorren, waar in die tijd ook al drie huizen stonden, ging het noordwaarts naar de Tillewei. Hier stond een huis aan de Buorren 61 en een boerderij aan de Tillewei 11. Hierna ging het naar de Westerein. Ter hoogte van waar nu de B. Reinders woont, stonden toen drie boerderijen en een arbeidershuis. Vervolgens ging het door landerijen weer richting Drogeham. Ongeveer ter hoogte van de huidige rondweg stonden in het land twee boerderijen en een arbeidershuis. Het pad eindigde bij de boerderij die op Pastorykamp 19 stond. Aan de oostkant van de Tsjerke Buorren stonden twee huizen. Verder stond er nog een huis op de hoek van de Tsjerke Buorren en Buorren. Aan de westkant van de Tsjerke Buorren stonden nog geen huizen.

Aan de Ikkers was in die tijd nog geen bebouwing. Op de Lytse Wei was ook nog veel groen te aanschouwen. Aan het eerste stuk stond een eindje van de weg, ongeveer op de plaats waar nu J. Hartholt aan de Lândyk woont, alleen een boerderij. Een eind het land in, bij de Teijepoel stond ook nog een huisje. Vervolgens kwam er pas weer een viertal huizen, waarvan twee boerderijen, ter hoogte van de Lytse Wei 28 t/m 32. Aan de noordkant stond alleen een huis op nummer 59. Daarna kwam de boerderij op nummer 32a. Aan de Skieppedrifte stond slecht één huis en wel helemaal op het eind. In de Hamsherne stonden vijf huizen, waarvan twee boerderijen. De laatste negen huizen stonden ten noorden van het kanaal bij Mûntsetille. Dit gebied hoorde in die tijd ook bij Drogeham. De meeste bewoners hier waren werkzaam in de vervening.

De Hamsterpein (11 huizen, waarvan vier in het land ter hoogte van D. Hoeksma), de Kromelle (4 huizen), it Kleasterbreed (3 huizen) en een huis aan de oostkant van it Leech vielen in die tijd onder het dorp Harkema-Opeinde.

Simon Hoeksma Drogeham rond 1885

Zoals vorige keer vermeld verschenen de eerste kadastrale kaarten in 1832. In 1887 verscheen er een tweede, vernieuwde versie. Hieruit blijkt dat de bewoning van ons dorp aanzienlijk uitgebreid is. Stonden er in 1832 91 huizen, in 1887 waren dat er al 148. Nieuwe huizen waren o.a. gebouwd aan de Tillewei, Ikkers, Skieppedrifte en Mûntsegroppe. De kaarten zijn te raadplegen in Tresoar, het provinciale archief dat vlak bij de Oldehove staat. Daarnaast is alleen de kaart van 1832 ook te raadplegen op internet, op www.hisgis.nl.

De nummering begon weer in het oosten van het dorp aan de Sânnen; hier stonden 10 huizen. Dat waren er vijf meer dan in 1832. De buurt was t.o.v. 1832 o.a. uitgebreid met de Gereformeerde kerk en pastorie en huizen op de huidige nummers 14, achter nr. 16, 23, 30 en 39. Aan de Buorren stonden 29 huizen, 2 meer dan in 1832. De korenmolen stond er niet meer, die was in 1859 afgebroken. Ook in 1887 woonden er veel middenstanders aan deze straat, nl. twee kuipers, twee timmerlieden, een korfmaker, een koperslager, een bakker, een brievengaarder (postkantoorhouder), een wagenmaker, twee schoenmakers, twee smeden en vier kooplieden.

Aan de oostzijde van de Ike Buorren stonden, evenals in 1832 twee huizen. Aan het Tsjerkepaed stonden nog maar 3 huizen (in 1830 nog 7). Aan het laatste stukje van de Buorren stonden 3 huizen, nl. op de huidige nummers 51, 61 en 64. Daarnaast was op de plaats van de huidige Vrijgemaakte kerk een nieuwe (openbare) lagere school gebouwd. Aan de Tillewei waren in de periode van 1832 tot 1887 diverse nieuwe huizen gebouwd. In 1887 stonden er namelijk 15, nl. op de huidige nummers 1, 9, naast nr. 9, 11, 13, 15, 15a, 20, 28, 30, achter 30, 30a, 32, achter 32 en eentje aan het pad naar Hege Bult. In de Westerein ter hoogte van waar nu de familie Reinders woont, stonden evenals in 1832 vier woningen. In het land ter hoogte van de huidige rondweg stonden in 1887 nog twee boerderijen, nl. zuidelijk van de nrs. 5 en 17.

Aan het pad ten westen van de Tsjerke Buorren stonden net als in 1832 en tegenwoordig drie huizen en een boerderij. Daarnaast stonden aan de Tsjerke Buorren nog 17 woningen. Aan de westkant van de Tsjerke Buorren stonden evenals in 1832 nog steeds geen huizen.

Langs de Ikkers waren inmiddels wel huizen gebouwd, namelijk 5 stuks, te weten de huidige nummers 2, 8 en 2 huizen ten zuiden van S. Bijma die er inmiddels niet meer zijn. En verder het huidige Ikkersreed 14. Daarnaast stond er een huis op de huidige Pastorykamp 1 dat er in 1832 ook al stond. Aan de Lytse Wei stonden 10 huizen. Nieuw t.o.v. 1832 waren de huidige nummers 34 en 40 en een huis op de hoek van de Lytse Wei en de Boskloane. In de Hamsherne stonden 13 huizen, nl. op de huidige nrs. 2, 4, 6, 1, 3, 7, 12, 14, naast nr. 14, 16 en 18. In het land ten zuiden van F. Merkus stonden in die tijd ook twee huizen.

De woningen ten westen van de Mûntsegroppe vielen in die tijd ook onder Drogeham. Er stonden in 1887 zes huizen. Aan de noordkant van de Boskwei stonden vier huizen. Langs de Skieppedrifte waren inmiddels ook al heel wat huizen verschenen, nl. 11 stuks. Ten slotte stonden er nog 13 huizen bij Mûntsetille. Ook waren er nog twee schippers die daar hun schip in het kanaal hadden liggen.

De Hamsterpein, de Kromelle en It Kleasterbreed vielen in 1887 nog steeds onder Harkema-Opeinde. Aan de Hamsterpein stonden 10 huizen, waarvan drie in het land ter hoogte van D. Hoeksma. Aan de Kromelle stonden vijf huizen en aan It Kleasterbreed drie. Verder stond er nog een huisje ten oosten van It Leech en waren er twee huizen aan het meest oostelijke stukje van de Sânnen gebouwd, dat toentertijd onder Harkema-Opeinde vielen, nl. de huidige nrs. 2 en 4. De grens tussen Drogeham en Harkema-Opeinde werd vanouds gevormd door de Mûntsegroppe, It Leech en in noordelijke richting het verlengde daarvan.

Simon Hoeksma

Middenstanders in 1830

In 1830 telde Drogeham 102 gezinshoofden. Van deze gezinshoofden waren er 20 boer, 32 arbeider en 39 middenstander. Verder waren er een predikant, een onderwijzer, een politieagent en een schutter. 7 gezinshoofden hadden geen beroep.

Het dorpsleven was toen nog overzichtelijk. Er was één school, die uit ging van de Hervormde kerk. De onderwijzer die in dienst van de kerk was, was tevens koster en grafdelver. Ook was er maar één kerk, de Hervormde waar bijna iedereen lid van was. Slechts enkele Hamsters waren in die tijd Doopsgezind.

Winkels waren er in die tijd nog nauwelijks. Kooplieden en bakkers gingen met hun waar bij de deuren langs. Andere goederen, zoals kleding werden vaak op bestelling gemaakt. Veel beroepen die toentertijd voor kwamen bestaan niet meer, zoals bijvoorbeeld kuiper, wagenmaker en spinster.

Waar woonden de middenstanders en welke beroepen oefenden zij uit? We beginnen aan de Sânnen. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van de huidige straatnamen en huisnummers. Aan de Sânnen 3 woonde een vleeshouwer; deze benaming werd vroeger veelal gebruikt voor slager. De slagers hadden eertijds niet zelf een slagerij, maar kwamen bij de mensen thuis om te slachten. Aan de Sânnen 31 woonde een wever. Een wever maakte van wol of katoen kleren en tapijten.

Dan de Buorren: op nr. 8 woonde een timmerman en op nr. 11 een spinster. Voordat een wever met weven kon beginnen moesten er eerst door een spinster draden gespind worden. Op nr. 20 woonden twee gezinnen; het ene gezinshoofd was bakker en de andere naaister. Op nr. 22 woonde een koopman, ook wel (mars)kramer genoemd. Hij ging met zijn goederen in een mars (of mand) bij de deuren langs. Er staat niet bij wat hij verkocht. Ook op nr. 26 woonde ook een koopman. Op 21 woonde een wagenmaker, nl. Auke Oebeles van der Woude. Deze familie heeft van generatie op generatie dit vak uitgeoefend. In de vorige eeuw is het bedrijf verplaatst naar De Buorren 34. Op nr. 25 woonde een breister. Het beroep van spinster, naaister en breister werd vaak uitgeoefend door een weduwe. Er waren in die tijd nog geen sociale voorzieningen, daarom moesten weduwen zelf voor inkomsten zorgen.

Op nr. 27 komen we de derde koopman tegen en op nr. 28 weer een spinster. Daarnaast, op nr. 30 woonde een schoenmaker. Daar tegenover op nr. 29 een kuiper. Een kuiper maakte vaten, tonnen, kuipen en emmers. Deze vaten, tonnen, kuipen en emmers werden gebruikt voor opslag, verpakking en transport van diverse producten, zoals kaas, boter, bier, olie en water. Op de nrs. 33 en 34 woonden vleeshouwers en op nr. 35 een smid. Op nr. 37 stond ook in die tijd al een café; een herberg werd het toen genoemd en de eigenaar werd een herbergier genoemd. Ook op nr. 39 woonde een herbergier. Deze herberg heette ‘De Gouden Wagen’. Achter nr. 39 stond ook nog een huis, hier woonde een broodverkoopster. Op nr. 44 woonde een uurwerkmaker en op nr. 46 een schoenmaker. Deze schoenmaker had geen winkel, maar maakte schoenen op bestelling. Op nr. 51 woonde een winkelier; wat hij verkocht stond er niet bij. Tenslotte woonde er op de Buorren 61 nog een wever.

Aan het Tsjerkepaed nr. 6 is jarenlang een bakkerij geweest. In 1830 was het Oebele Liekeles de Haan die hier het brood bakte. Later is deze bakkerij gekocht door Sake Martens Wagenaar. Door het huwelijk van zijn dochter Grietje met Simon Gerbens Hoeksma kwam de bakkerij in Hoeksma-bezit. Uiteindelijk heeft de toenmalige knecht, Hans Douma de bakkerij van Taeke Simons Hoeksma gekocht. De laatste bakkers in dit pand waren zijn zoons Geert en Douwe Douma.

Op Tsjerke Buorren nr. 2 woonde ook een vleeshouwer. Ten westen van Tsjerke Buorren 1 woonde een wever. Op nr. 3 oefende Johannes Jans van Minnen het vak van timmerman uit. Hierna hebben nog diverse nazaten van hem op dezelfde plaats het timmervak uitgeoefend. Op nr. 11 woonde een spinster, op nr. 13 een winkelier en op nr. 14 alweer een slachter. Drogeham had in die tijd maar liefst twee uurwerkmakers, want er woonde ook eentje op Tsjerke Buorren 18a. Op nr. 17 woonde een naaister. Tenslotte woonden er nog een slachter en drie spinsters bij Mûntsetille.

Simon Hoeksma

STRAATNAMEN IN DROGEHAM (1)

In vroegere tijd waren er geen straatnamen. De huizen in een dorp werden genummerd van nummer 1 tot en met het totaal van het aantal huizen. Omdat er steeds meer woningen bij kwamen was het lastig om te onthouden waar precies welk nummer stond. Daarom heeft men straatnamen ingevoerd. Vaak hebben deze straatnamen een relatie met de geschiedenis. In Achtkarspelen zijn de straatnamen na de Tweede Wereldoorlog ingevoerd.

Hamsterpein

De Hamsterpein vormde vroeger de kern van het oude dorp Harkema-Opeinde. Harkema-Opeinde is genoemd naar Bouwe Harkema, een rijke boer die het naar hem genoemde klooster gesticht heeft. Opeinde wil zeggen op het einde van Augustinusga. Voordat Harkema-Opeinde een dorp werd, viel het onder het dorpsgebied van Augustinusga.

Na een grenswijziging in 1921 kwam deze straat bij Drogeham en kreeg de naam Hamsterpein. Dit is een verbastering van Hamster Opeinde. De straat ligt nu op het einde van Drogeham.

De Kromelle

Kromelle is een verbastering van Kromme elleboog. De weg heeft de vorm van een gebogen elleboog. Vroeger stond op huisnummer 3 een herberg met de naam ‘Cromelleboog’. Tot 1932 was het café eigendom van de Hervormde diakonie van Drogeham en Harkema-Opeinde. In dat jaar is de herberg verkocht aan Klaas Hoekstra voor fl. 881,00. In 1964 is het café afgebroken en vervangen door een burgerwoning.

It Kleasterbreed

Langs de lengte van deze weg heeft het Buweklooster gestaan. Dit klooster is in 1252 gesticht door Bouwe Harkema. De officiële naam van het klooster was ‘Graf van de Heilige Maria’. Alleen het kerkhof met de klok herinnert nog aan het klooster. Evenals de Hamsterpein en de Kromelle viel It Kleasterbreed vroeger onder het dorp Harkema-Opeinde.

De Rysloane

Deze weg ligt voor het grootste gedeelte in Harkema. Rys is het Friese woord voor twijg. Van twijgen van taaie houtsoorten, zoals bijvoorbeeld de wilg en de berk werden vroeger stoelen, manden en korven gevlochten. Aan de Rysloane stonden vroeger berkenbomen.

It Leech

It Leech is geen officiële straatnaam, want het huis dat hier staat heeft als adres de Sânnen 3a. It Leech wil zeggen laaggelegen land, dat ’s winters onder water loopt. It Leech loopt voor een deel door een laag gebied.

De Sânnen

De naam de Sânnen herinnert er aan dat Drogeham op een hoog zandgebied ligt. Als gevolg hiervan was hier vroeger veel stuifzand.

De Buorren

Een straatnaam die in veel dorpen voorkomt. De Buorren betekent de buurt en ligt in het centrum van het dorp.

Tillewei

Dit is de weg die naar Kootstertille loopt. Vroeger kwam deze weg op de Alde Hamsterwei uit. Het kanaal liep toen nog dwars door Kootstertille waar nu de Mounewei is en de brug lag midden in het dorp tussen de Alde Hamsterwei en de Tillebuorren. Het eerste stuk van de weg naar de Hege Bult vormt nog een restant van het oude traject. Voor de Tweede Wereldoorlog is het kanaal met een bocht om Kootstertille heengelegd. Om aansluiting op de nieuwe brug te krijgen is het laatste stukje van de Tillewei iets zuidelijker komen te liggen. Tille betekent brug.

Westerein

De Westerein wil zeggen het westelijke einde van Drogeham. Vroeger werd de hele streek tussen de Tsjerke Buorren en de huidige Westerein aangeduid als Westerein. Er liep toen een pad van de Tsjerke Buorren naar de Westerein. Aan dit pad stonden diverse boerderijen. Aan het einde van het pad stonden vier boerderijen. In de loop der tijd zijn alle boerderijen afgebroken en de meeste zijn bij de weg herbouwd. Enkele tientallen jaren geleden is er in verband met de aanleg van de rondweg opnieuw een boerderij aan de Westerein gebouwd in de buurt waar vroeger de vier boerderijen stonden.

Simon Hoeksma

STRAATNAMEN IN DROGEHAM (2)

Vorige keer is een begin gemaakt met de herkomst van de straatnamen in Drogeham. Deze keer volgt het tweede deel.

Jan Gerkeswei

Deze weg is in de jaren ’50 van de vorige eeuw aangelegd. Aan het einde van de weg bij het kanaal is toen een boerderij gebouwd die inmiddels weer is afgebroken. Het land in deze omgeving was van oorsprong drassig en alleen ’s zomers met mooi weer toegankelijk. In het midden van de vorige eeuw zijn de landerijen herverkaveld en is er een betere afwatering gekomen, waardoor het land bruikbaar werd voor een boerenbedrijf. De herverkaveling is nog duidelijk in het landschap te zien, de hoofdrichting van de verkaveling van deze landerijen is west-oost gericht, terwijl de rest van de landerijen in Drogeham een noord-zuid gerichte verkaveling heeft.

De straat is genoemd naar Jan Gerkes Veenstra die de strook landerijen ten westen van de weg in bezit had. Hij was boer op de kerkeplaats van Kooten (Kootstertille) die in de Westerein stond op de plaats waar nu de familie Reinders woont. Tegenwoordig zijn de landerijen ten westen van de Jan Gerkeswei in bezit van zijn aangetrouwde achterkleinzoon Thom Krol. Nazaten van Jan Gerkes Veenstra waren Tjitske Veenstra (getrouwd met Albert Buma) en Gerke Veenstra (getrouwd met Trijntje Vries).

Droegehamster Feart

De Droegehamster Feart is in 1891 gegraven op grond die eigendom was van de Hervormde kerkvoogdij. Het laatste stuk van het Heechhout naar het Prinses Margrietkanaal was er al en hoefde alleen maar verbreed te worden. Achter De Leijen was vroeger de haven of kolk. Deze is in de tweede helft vorige eeuw weer gedempt. De vaart werd gebruikt om het mooie, witte Hamster zand te vervoeren. Langs de Hamsterfeart lagen hoge landerijen die door vader en zoon Hielke en Fokke Hoeksma werden afgegraven. Anderzijds werd er via de vaart stratendrek en terpaarde aangevoerd die door de boeren als bemesting voor het land werden gebruikt. Ook werden via de vaart brandstoffen als kolen en turf aangevoerd voor brandstofhandelaar Heerke Witteveen. Bij het begin van de Hamsterfeart werden ook enkele huizen gebouwd. Fokke Hoeksma is in één van deze huizen (huisnr. 2) later een groentezaak begonnen.

Ike Buorren

Op de plek waar nu de huizen aan de westkant van de Ike Buorren staan was vroeger de Brink die later de naam Julianapark kreeg. In Fryslân komen bijna geen brinken voor, ze zijn vooral in Drenthe te vinden. Een brink is een plein bij de kerk beplant met eikebomen. In Drogeham stonden er evenwel iepebomen. Eerder stonden er echter wel eiken op de Brink. Rond 1830 zijn deze gekapt en zijn er iepen voor in de plaats gekomen. In de periode van 1910 tot 1914 zijn deze iepen wegens ziekte weer gekapt en niet weer door nieuwe vervangen. De Brink was eigendom van de Hervormde kerkvoogdij en is in 1920 aan het bestuur van de Hervormde school verkocht dat er huizen op heeft laten bouwen. Helaas was men zich toen niet bewust van het unieke karakter van deze Brink in Drogeham.

Tsjerke Buorren

Dit is, zoals de naam al zegt, de buurt bij de kerk. De weg werd vroeger ook wel de Lytse Buorren en de Bultensreed genoemd. De Bulten geeft aan dat de weg vanaf de Buorren omhoog loopt.

Tsjerkepaed

Dit pad loopt langs de Hervormde kerk van de Buorren naar de Tsjerke Buorren. Het pad liep naast de Brink. Aan het pad stond de oudste bakkerij van Drogeham (huisnr. 6). Wagenaars, Hoeksma’s en Douma’s zijn hier o.a. bakker geweest.

Pastorykamp

Het land waar de huizen aan deze straat op staan hoorde vroeger bij de Hervormde pastorie. Nog steeds zijn de landerijen tussen de Pastorykamp en de Boskwei eigendom van de Hervormde kerk.

Walbrechta

Kerken werden in de Middeleeuwen aan een heilige gewijd; in Drogeham was dit Sint Walburg of op z’n fries Walbrechta. Walburg werd in 710 in Engeland geboren en werkte als zendeling in Duitsland. Zij was de beschermheilige van boeren en huisdieren. Naast Drogeham zijn er maar enkele kerken in Nederland aan Sint Walburg gewijd, o.a. te Groningen en te Zutphen.

Kimpaad

Dit pad loopt van de Pastorykamp naar het Gerrit Janspaad en is genoemd naar Ds. Gerard Kim die maar liefst 38 jaar (van 1840 tot 1878) predikant is geweest van de Hervormde kerk te Drogeham. In zijn tijd is de huidige kerk gebouwd. Een gedenksteen boven de ingang geeft aan dat Ds Kim op 12 juni 1876 de eerste steen heeft gelegd. De oude toren is toen blijven staan en is van rond 1200.

Gerrit Janspaad

In 1580 werd in Fryslân de rooms-katholieke godsdienst verboden en werden alle kerken Hervormd. De tweede predikant van de kerk in Drogeham was Gerrit Jans. Hij vervulde het ambt van 1606 tot aan zijn overlijden in 1620. Het pad loopt achter de huizen van de Pastorykamp langs, van de Walbrechta naar de Ikkersreed.

Simon Hoeksma

STRAATNAMEN IN DROGEHAM (3)

In deel 3 over de straatnamen in Drogeham wordt o.a. aandacht aan een stukje vergane glorie uit vroegere tijden besteed.

Skoallepaad

Tegenover de Spar werd in 1912 de eerste Hervormde school gebouwd die in december 1912 van start ging. Deze school heeft 44 jaar dienst gedaan, in 1957 is er namelijk een nieuwe Hervormde school aan de Lytse Wei gebouwd en kreeg het oude gebouw de functie van gymnastieklokaal. Later is het een dagverblijf voor gehandicapten geweest. De winkel met bakkerij en pizzeria die ernaast stond was vroeger de woning van het schoolhoofd.

Slotstrjitte

Deze straat ontleent zijn naam aan het slot dat hier heeft gestaan. Dit slot, Haersma State geheten, is omstreeks 1770 gebouwd door Mr. Johannes Lodewijk Doys van Haersma. Hij was een zoon van grietman (de vroegere burgemeester) Arent van Haersma. Van beroep was hij Raadsheer bij het Hof van Friesland en secretaris van Achtkarspelen. Het slot stond ten noorden van de Lytse Wei en achter het slot lag een zandberg. Ook bevond zich een deel van het complex aan de andere kant van de Lytse Wei. Het slot is in 1808 weer afgebroken. In de Leeuwarder Courant van dat jaar stond de volgende advertentie: ‘verkoop ten huize van Sytze Hendriks, castelein in de Vergulde Wagen te Drogeham. Een heerenhuizinge, waar agter koe- en paardestallen, mitsgaders een ruime schuur met hovinge, tuinen, bomen en plantagie, benevens een poel voorzien met klyn- en 13½ lopenstal zo bouw- als greidlanden, om en bij de huizinge gelegen onder Drogeham, behorende aan de Erven van wijlen de heer J. Peterson; zijnde de huizinge direct, de schuur op den 1 may, en de landen op St. Petry 1808 vrij te aanvaarden. Zullen de huizinge en schuure op afbraak worden geveild’. Enkele jaren eerder had de heer Peterson het geheel gekocht van mevrouw Van Haersma. De reden van afbraak zal zijn geweest dat het slot te duur in onderhoud was. Hetzelfde is gebeurd met veel andere states in Friesland. [De Vergulde Wagen stond op Buorren 39. St Petry viel op 29 juni. De poel met klyn (veen) was de Teijepoel, vlakbij de Ikkers. Een lopenstal is hetzelfde als een pondemaat (36 ¾ are)].

Slotstépaed

Slotsté wil zeggen de plaats waar het slot heeft gestaan. Deze naam is ook terug te vinden in Bar-Café It Slotstee en in het wooncomplex voor ouderen It Slotstee.

Hearsgrêft

De Hearsgrêft verwijst naar de grachten die in deze buurt liggen. Deze grachten zullen vroeger bij het slot gehoord hebben. Waarschijnlijk zal de eerdergenoemde ‘plantagie’ (oftewel park) in de advertentie van de Leeuwarder Courant hier gelegen hebben. Hearsgrêft wil zeggen: de gracht van de heer. Met de heer werd de heer Van Haersma bedoeld. Dit was een rijk en machtig man waar vroeger tegenop gekeken moest worden.

Sânkop

De Sânkop wil zeggen dat de straat op een zandhoogte ligt. De Sânkop ligt op een deel van het voormalige Hearslân, het land dat eigendom was van de heer Doys van Haersma. Dit land ligt erg hoog, vandaar dat er in het verleden jarenlang het Concours Hippique op gehouden is.

Ikkersreed

Aan de Ikkersreed lagen vroeger allemaal lange rijen akkers, die gebruikt werden als bouwland. Rond 1860 zijn hier de eerste huizen gebouwd en is er een reed ontstaan.

Ikkers

Omdat de rondweg de oude Ikkersreed doorkruist is besloten het gedeelte ten noorden van de weg Ikkersreed te blijven noemen en het gedeelte ten zuiden van de rondweg Ikkers te noemen. Rond 1885 had Jelle Pieters Hamstra hier een tweetal landerijen in bezit en liet er vier huizen op bouwen, namelijk voor zijn kinderen Jan, Harm, Pieter en Hendrik, die de voorouders van verschillende Hamstra’s in Drogeham zijn. Vroeger stonden er ten zuiden van nummer 8 nog twee huizen maar die zijn afgebrand of afgebroken.

Lytse Wei

Vanouds waren er twee doorgaande wegen in Drogeham, de hoofdweg of de Buorren en de achterweg of de Lytse Wei. In oude grondbelastingboeken werd de weg ook wel Turfweg genoemd. Vroeger werd er langs deze weg turf van de Hamsterheide (oftewel Harkema-Opeinde) gehaald.

Simon Hoeksma

STRAATNAMEN IN DROGEHAM (4)

We vervolgen het traject oostwaarts en komen in de nieuwere buurten terecht.

Ds Biesmastrjitte

Ds. Douwe Biesma was de eerste predikant van de Christelijke Gereformeerde kerk. Deze is in 1930 ontstaan toen een aantal leden uit de Hervormde en Gereformeerde kerk stapten. De eerste diensten werden gehouden in de schuur van de familie Postmus aan de Lytse Wei 28. Eind 1930 werd begonnen met de bouw van een kerk. In 1932 werd kandidaat Biesma beroepen als eerste predikant van deze gemeente. Hij heeft het hier maar liefst 17 jaar volgehouden; in 1949 nam hij een beroep naar Hoogeveen aan.

Gealstrjitte

Geal is het friese woord voor nachtegaal. Vroeger lag ten westen van de huidige straat een smal stukje land; in oude grondbelastingkohieren werd dit kampje land de Nachtegaalkamp genoemd. Ongetwijfeld kwam de nachtegaal hier vroeger voor. Aan de oostkant van de straat was na de oorlog het voetbalveld. De eerste huizen zijn hier omstreeks 1950 gebouwd. In 1951 besloot de gemeenteraad tot de bouw van 24 arbeiderswoningen, waarvan 5 dubbele te Drogeham, die aan de Gealstrjitte kwamen te staan. Ze zijn gebouwd door Th. Kats uit Surhuizum.

Boskloane

De Boskloane is een verbindingslaan tussen de Buorren en de Lytse Wei die op oude kaarten al voorkomt. Het bos had betrekking op het kooibos dat er naast lag. Vroeger werd de Boskloane ook wel de Bosma’s loane genoemd. Waarschijnlijk heeft deze naam betrekking op Jan Bosma die vroeger postkantoorhouder was op de hoek van de Sânnen en de Boskloane. De bevolking groeide snel na de oorlog, want in 1951 besloot de gemeenteraad andermaal tot het bouwen van 62 woningen, waarvan 26 (in blokjes van 4) in Drogeham zouden komen. Deze kwamen aan de Boskloane en de Slot-strjitte te staan en zijn gebouwd door Fa. Reitsma van Grouw.

Dykswâl

De Dykswâl is genoemd naar de dijk die ernaast loopt. Ook toentertijd had men gelukkig al oog voor het mooie landschap, want het gebeurt niet zo vaak dat je midden in het dorp een dijk aantreft. De dijkswallen vormen een uniek landschap en zijn karakteristiek voor Drogeham en omgeving.

Koaipaed

Tussen de Lytse Wei en de Ds. Van Velzenstrjitte was vroeger een bos, waar een eendenkooi in zat. Hier werden eertijds wilde eenden gevangen voor consumptie. De wilde eenden werden door tamme eenden naar de vijver in het bos gelokt en deze vijver kwam in een pijp uit, waar een net overheen zat. Eenmaal in deze pijp konden de vogels niet meer ontsnappen en kwamen ze in het vanghokje terecht. De uitdrukking ‘de pijp uitgaan’ is hiervan afkomstig.

Bindert Japiksstrjitte

Deze straat is genoemd naar Bindert Jacobs Kloosterman. Hij was een rijke boer die op de middelste boerderij bij Buweklooster woonde, vandaar dat hij in 1811 voor de achternaam Kloosterman koos. Volgens de roman ‘It Jubeljier’ van zijn achterkleindochter Simke Kloosterman speelde hij een hoofdrol in het verzet tegen de Franse overheersing in 1797. Andere bronnen betwijfelen echter of Bindert Japiks wel werkelijk zo’n held was. Wel is zeker dat hij één van de hoogste boetes moest betalen. Simke spreekt over fl. 3.000,-. Daar kon je in die tijd een boerderij met 100 pondemaat land voor kopen of 40 beste koeien.

Kloostermankamp

De familie Kloosterman had hier diverse landerijen in de buurt liggen. De Kloostermannen bezaten in Drogeham en Harkema-Opeinde twee boerderijen, nl. de middelste boerderij bij Buweklooster en een boerderij die ten zuiden van de Sânnen 3, die aan het pad van de Sânnen naar Buweklooster, stond.

Ds. Van Velzenstrjitte

Ds. Simon van Velzen werd in 1834 predikant van de Hervormde kerk van Drogeham. Hij heeft deze kerk echter niet zo lang gediend, want hij had moeite met de in zijn ogen vrijzinnige koers van de landelijke kerk. Hoewel de Hervormde kerk van Drogeham rechtzinnig was, meende hij toch deze kerk te moeten verlaten en over te moeten gaan tot het stichten van een Gereformeerde kerk. In 1840 verliet hij Drogeham en werd hij Gereformeerd predikant van heel Friesland.

De eerste Gereformeerde kerk heeft tot 1877 gestaan tegenover de huidige. Later was hier het verenigingsgebouw Pro Rege. Van 1899 tot 1913 was hier de eerste christelijke lagere school en na 1913 werd het wederom verenigingslokaal. Eind zestiger jaren is dit gebouw gesloopt en is er een nieuw verenigingsgebouw achter de kerk gebouwd.

Simon Hoeksma

Straatnamen in Drogeham (5)

Dit keer het laatste deel over de herkomst van de straatnamen in Drogeham.

Master Hoeksmawei

Deze weg is genoemd naar Gerben Hoeksma die in 1899 een christelijke school in Drogeham oprichtte. Later werd dit, toen er een hervormde school kwam, de gereformeerde school. De school werd eerst gehouden in de oude gereformeerde kerk die tegenover de huidige stond. In 1913 is er een nieuwe school gebouwd aan de Sânnen, waar nu keramiekplaats Daeldersplak is. Master Hoeksma heeft de functie van hoofdonderwijzer tot 1934 vervuld. Hij was familie van verschillende Hoeksma’s die nu nog in Drogeham wonen. Hij woonde aan de Sânnen 21.

Juffer Soeterwei

Veel inwoners van Drogeham hebben les van Juffrouw Cathrina Soeter gehad. Maar liefst 36 jaar lang, van 1913 tot 1949, was zij onderwijzeres aan de gereformeerde school. Zij woonde samen met haar zuster Johanna aan de Buorren 13.

De Delte

De Delte wil zeggen laagte. Mogelijk is hier vroeger turf gedolven. In de winter stond het gebied waar nu het gymnastieklokaal staat en de tennisbanen liggen vaak onder water en was het een van de eerste gebieden waar geschaatst kon worden. Dat het gebied lager ligt dan het omliggende gebied kun je ook zien bij hevige regenval; de straat staat dan onder water. Naast de straatnaam is de naam ook terug te vinden in Tennisclub De Delte.

Bosmastrjitte

Deze straat is genoemd naar de familie Bosma. Deze familie was vanaf 1860 tot plm. 1920 boer op de boerderij waar nu de familie Van der Meer woont (Lytse Wei 28). Ook de voormalige postkantoorhouder, Jan Bosma (die op de hoek van de Sânnen en de Boskloane woonde) en caféhouder Oene Bosma (die rond 1900 in café De Ham stond) kwamen uit deze familie. Het land waar de Bosmastrjitte op ligt was vroeger eigendom van de Bosma’s.

Hearkepaed

Dit pad ligt tussen de Dykswâl en de Bosmastrjitte en is genoemd naar Hearke Witteveen (1801 – 1890). Hearke stond erom bekend dat hij heel sterk was. Er gaan veel fantastische verhalen de ronde over de enorme kracht die hij bezat. In het boek ‘Ut it gea fan Sterke Hearke’ van Dam Jaarsma staan ze allemaal beschreven. Hij woonde in een huis ten oosten van de Lytse Wei 42. Eerst was hij boerenarbeider en later politieagent. De vroegere brandstofhandelaar Heerke Witteveen (Buorren 29) was een achterkleinzoon van hem. Het gymnastieklokaal is ook naar Hearke genoemd, zij het dat de naam wordt geschreven zoals hij wordt uitgesproken, nl. Sterke Jerke.

Hamsherne

Dit is al een heel oude naam en betekent zoiets als Hamster hoek of Hamster gebied. Vroeger stonden hier diverse boerderijen. De achternaam Henstra is van Hamsherne afgeleid.

Mûntsegroppe

Tot 1921 vormde de Mûntsegroppe de grens tussen Drogeham en Harkema-Opeinde. Van oorsprong was het een greppel die de grens aangaf tussen het veen van Bouwekleaster en het Witveen van Oostermeer. Later kwam er een pad naast te liggen dat door de monniken en verveners van Bouwekleaster werd gebruikt om bij hun bezittingen nabij Rottevalle te komen. Vanaf 1921 vallen de huizen aan de Mûntsegroppe allemaal onder Harkema. Mûnts is fries voor monnik.

Skieppedrifte

De Skieppedrifte was een reed waarlangs de schapen werden gedreven. Vroeger haalde een herder de schapen bij de boeren van Drogeham vandaan en dreef ze langs de Skieppedrifte naar de Boskwei. Ten noorden van de Boskwei lag toen nog heide wat door de boeren gemeenschappelijk werd gebruikt.

Boskwei

De Boskwei vormt de grens tussen Achtkarspelen en Tytstjerksteradiel. Dit kun je ook heel duidelijk aan de verkaveling van de landerijen zien. De naam verwijst naar de boomrijke omgeving. De huizen ten noorden van de weg vallen onder Drogeham en de huizen ten zuiden van de weg onder Eastermar.

Boppepaad

De naam van dit pad, dat loopt van de Boskwei naar de Lândyk, geeft aan dat het hogerop ligt, verder van de kern of het centrum van het dorp af.

Lândyk

Denaam van de rondweg geeft aan dat de weg dwars door de landerijen loopt. Reeds in de zestiger jaren van de vorige eeuw is er over de aanleg van de weg gesproken. Pas zo’n dertig jaar later, in de negentiger jaren, kwam de weg uiteindelijk gereed.

Simon Hoeksma

Drama in drogeham in 1924

‘Rust zacht, gij die op een zo noodlottige wijze om het leven moest komen’

Deze zin staat op het graf van Dirk Visser, zoon van Melle Visser en Pietje van Dellen (begraafplaats bij de hervormde kerk). Op de krans in de graftrommel die op het graf ligt staat: ‘rust zacht beste Dirk’ ; van zijn dorpsgenoten.

Leeuwarder Courant

29 december 1924 berichtte een correspondent uit Buitenpost het volgende in de Leeuwarder Courant: ‘Zondagavond trokken door het dorp Drogeham in optocht een 30 à 40 man zingende en schreeuwende. Passeerende fietsers werden daarbij herhaaldelijk lastig gevallen. Rijksveldwachter G. de Vries kwam tusschen beide en waarschuwde hen. De raadgeving werd in de wind geslagen en toen keerden zij zich tegen dezen politieman en namen een dreigende houding aan. De politieman maakte, nu gebruik van zijn wapens, waarbij een der aanvallers, Dirk M. Visser te Drogeham, een slag kreeg, tengevolge waarvan deze vermoedelijk is overleden’.

reactie van Ds. Kramer

Een dag later reageerde de hervormde predikant, ds. Th. Kramer op dit bericht. Hij schreef ondermeer: ‘……. Mijnheer de redacteur, volgens betrouwbare ooggetuigen schijnt dit alles juist omgekeerd te zijn. De jongens liepen, volgens dorpsgewoonte, in enkele rijen, zingend door het dorp, zonder moedwillig fietsen te molesteeren. De rijksveldwachter heeft hen niet gewaarschuwd, maar heeft ze, sluipend, van achteren besprongen, met den gummistok of een ander instrument er op in slaande. Toen de jongens, hierover terecht verontwaardigd, zich uit noodweer tegen den onbekenden rijksveldwachter keerden, die pas enkele weken hier is, nam deze de vlucht in zijn huis. Later heeft G. de Vries verscheidene schoten uit een vuurwapen uit zijn huis gericht op de samenscholende jongens, al of niet met met het doel om te treffen. Ik meende, mijnheer de redacteur, even deze lezing tegenover die uit Buitenpost te moeten plaatsen, opdat niet van te voren al de jongens voor alleen schuldigen verklaard worden. Ik doe enkele vragen: heeft de jonge veldwachter misschien verkeerde inlichtingen ontvangen over Drogeham, zodat hij meende de jeugd alleen op deze ruwe wijze te kunnen regeeren? Dan geloof ik dat dit geheel bezijden de waarheid is, daar menig dorp aan den eenvoud en de bezadigdheid van dit dorp een voorbeeld kan nemen, hoewel er natuurlijk altijd wel enkele rakkers zijn onder de jeugd. ……….’.

reactie van de berichtgever

De volgende dag gaf de eerste berichtgever o.a. de volgende reactie op ds. Kramer: ‘…… Ds. Kramer stelt Drogeham voor als een dorp, welks ingezetenen aan anderen kunnen strekken tot een voorbeeld van (eenvoud en) bezadigdheid. De vraag moet me van’t hart: zou iemand, die ruim één jaar in Drogeham woont, daarover voldoende kunnen oordelen? Spreken de vele processen-verbaal wegens soms ergerlijke baldadigheden, daar ten laatsten tijd gepleegd, niet voor zichzelf? ……….’.

rechtzaak

Bijna een jaar later, op woensdag 7 oktober 1925 kwam deze zaak voor het gerecht. Er waren maar liefst 27 getuigen gedagvaard. Het eerst kreeg de uit de Groningen afkomstige arts, dr. Mieremet het woord. Bij zijn onderzoek naar de doodsoorzaak constateerde hij een bloeduitstorting in de hersenen. De bloeding moet het gevolg geweest zijn van een krachtige slag.

Politieagent De Vries vertelde het volgende verhaal: Toen hij een brief naar het postkantoor bracht, hoorde hij groot lawaai en gillen van meisjes. Hij ging er heen en gelastte de jongens stil te zijn en vroeg wie van hun de meisjes gemolesteerd had. Niemand gehoorzaamde of gaf enige inlichting. De jongens gingen om hem heen staan en Dirk Visser nam een dreigende houding aan. De Vries voelde zich dermate belaagd dat hij uit zelfverdediging Dirk met een stok een klap op het hoofd gaf.

getuigenis van Jacob Visser

De volgende getuige was schildersknecht Jacob Visser, een broer van het slachtoffer. Hij had een heel andere versie van het verhaal. Z’n broer en hij liepen vooraan in de rij. Eensklaps gingen de anderen weg. Getuige en zijn broer bleven staan en wisten niet wat er aan gaande was. ‘Toen we menschen loopen zagen, namen we waar, dat een hunner een klap op het hoofd kreeg. Daarna kwam hij op mijn broer toe, die twee stappen achteruit week. De veldwachter gaf hem daarop de eerste twee klappen op het hoofd. Dirk raakte achterwaarts in een heg, waarna hij nog een paar klappen op het hoofd kreeg’. Dirk is die avond met pijn in het hoofd naar bed gegaan, een pijn die steeds erger werd; de dokter is er die nacht twee keer geweest. Om 9 uur de volgende dag is hij overleden. Volgens Jacob stonden de jongens niet in een kring om de agent heen en heeft hij ook niet verzocht het zingen te staken.

Chef-veldwachter A. Schepel gaf inlichtingen over het gedrag van de Hamster jeugd, wat volgens hem in één woord verschrikkelijk is. Toen er een nieuwe veldwachter kwam, is hem op het hart gedrukt, dat een krachtdadig optreden tegen de Drogehamster jeugd gewenst was.

De andere getuigen

Vervolgens kwamen alle andere getuigen aan het woord. De machinist Marten de Jong die op zijn erf stond (hij woonde op de Buorren 7) had gezien dat iemand een troep jongens achtervolgde en daarna slagen gehoord. Vervolgens hoorde hij roepen ’in naam der wet, ik geef vuur ‘. Even later kwam Alle van der Wal met een bebloed hoofd voorbij die tot hem zei ‘wat heeft die smeerlap mij geslagen’.

Joukje Postmus die met andere meisjes op de straat liep, verklaarde geen last van de jongens gehad te hebben; ze zongen maar waren niet erg rumoerig. Trijntje de Jong, Anje Brouwer en Durkje Rekker verklaarden hetzelfde. Timmermansknecht Alle van der Wal verklaarde dat hij zonder waarschuwen een klap op zijn hoofd kreeg. Koopman Johs. de Vries liep ook mee en kreeg onverwacht een klap op zijn hoofd. Veldwachter De Vries ontkende dit.

Rijwielhersteller H. Hoeksma heeft in de voorste gelederen gelopen. Toen hij hoorde dat de politie er was, is hij dadelijk weggelopen. Koopman Sjouke Hiemstra had gezien dat de agent, de broer van Dirk, Jacob Visser vijf à zes slagen gaf. De Vries reageerde daarop met ‘dat liegt hij’. Andere getuigen waren o.a. slager A. Posthumus die in zijn huis zat (aan de Buorren 26) en de groep voorbij zag komen, arbeider Dirk Mozes, timmerman Bouke de Jong, Wipkje van Houten, Uilkje Postma, koopman Pieter van der Bij, Johs. van der Meer en veehouder Siebe de Bruin. Laatsgenoemde had zes jaar in Drogeham gewoond en verklaarde geen gunstige indruk van de Hamster jeugd te hebben. Van de jongens die in de groep hadden meegelopen kwamen nog als getuigen J. Wagenaar, F. van der Meer, bakkersknecht F. Hoeksma en Jan Nicolai.

vonnis

Het uiteindelijke vonnis van de rechtbank luidde twee maanden gevangenisstraf wegens mishandeling met dodelijke afloop. In de overweging kwam o.a. naar voren dat De Vries aan Dirk Visser had gevraagd wie er gezongen hadden, zodat hij proces-verbaal kon opmaken. Dirk wilde dit niet zeggen en nam een dreigende houding aan. Daarop gaf De Vries hem een klap op het hoofd. De rechtbank vond het echter niet noodzakelijk dat de veldwachter Visser een klap gaf, daar Dirk niets in zijn handen had om De Vries mee te bedreigen.

wie was Dirk Visser

Dirk Visser was geboren op 16 december 1902 als zoon van Melle Visser en Pietje van Dellen. Waarschijnlijk woonde hij met zijn familie aan de Sânnen 9, waar later zijn broer Rinze, en nu diens zoon Anne woont. Zijn broer Jacob trouwde later met de als getuige genoemde Durkje Rekker. Zij waren de ouders van de voorheen aan de Buorren 22 wonende Durk Visser.

Simon Hoeksma

BAKKERS TE DROGEHAM

bij de molen

Volgens het quotisatiekohier (een belastingregister) van 1749 kwam in Drogeham geen bakker voor. Toch was er wel een bakker, want Pytter Aukes die omschreven werd als koopman, was, zoals uit andere geschriften blijkt, tevens bakker. Verder was er Minke, een boldrager. Zij zal waarschijnlijk een arme weduwe zijn geweest die met broodventen in haar inkomen moest voorzien.

Daarnaast was er een molenaar. Zeer waarschijnlijk was deze molenaar, Jacob Beernts genaamd, ook bakker. Wilt Hendriks was bij hem in dienst als meeldrager. In 1788 was Jacob Beernts in ieder geval wel bakker, want toen stond in de Leeuwarder Courant de volgende advertentie: Jacob Beernts, molenaar en bakker zoekt molenaars- of bakkersknecht. De molen stond op het erf van de huidige Buorren 14. In 1788 was Bouwe Hylkes hier molenaar. Hij noemde zich in 1811 heel toepasselijk Van der Meulen. Meulen is een ander woord voor molen. In 1821 stond de molen te koop. In de krant stond: verkoping ten huize van Sytze Hendriks Jager, kastelein; een huizinge, schure, hornleger met bomen en plantagie c.a. zijnde een bakkerij met de daarbij staande rogge- en weitmolen; en een pakhuis met deszelfs grond daarnaast. Alles zodanig thans bij Pieter Jans Tietes c.u. als eigenaars bewoond.

De molen kwam in bezit van Roel Mekkes Nicolai. Na hier een tijdje molenaar en bakker te zijn geweest, verhuurde hij in 1829 de molen en bakkerij aan Lammert Willems Witteveen. In 1838 stond de volgende advertentie in de krant: iemand het werk van korenmolenaar verstaande en genegen zich als knecht te engageren, kan zich daarvoor aanmelden bij R.M. Nicolai te Drogeham, mits ongehuwd en zonder kinderen zijnde.

In 1850 woonden zijn dochter Trijntje Roels Nicolai en haar man Harmen Johannes Meinardy bij de molen. Zij waren de laatste molenaars en bakkers in dit pand, want de molen werd in 1859 afgebroken.

oproer bij de molen

Over elke zak meel die vroeger gemalen werd, moest belasting betaald worden; dit noemde men de belasting op het gemaal. De belastinginning was verpacht aan opzichters of chergers. Zij moesten er op toezien dat alles rechtmatig gebeurde en het geheel nauwkeurig in de geschriften noteren. ’s Avonds na 6 uur mocht er niet meer gemalen worden; dan werd de molen met een grote ketting op slot gedaan. De belastingdruk in de 18e eeuw was echter hoog; het was dan ook geen wonder dat er in 1748 oproer uitbrak. In Bergum en Oostermeer werden de opzichtershuisjes door ‘jongers en geringe soorte van de menigte’ vernield. Het oproer sloeg ook naar Drogeham en andere dorpen over. Het huisje van de opzichter, Tymen Jans moest het ontgelden. De ketting kwam van de molen en toen kon Jacob Beernts in opdracht van de boeren maar volop malen.

Als gevolg van deze opstand in Friesland werd besloten een nieuw belastingsysteem in te voeren. Dat systeem is er echter nooit gekomen, wel werd de verpachting vervangen door een collecte.

De Haan, Wagenaar, Hoeksma en Douma

Een andere bakkerij stond aan het Tsjerkepaed met het uitzicht op de Brink. In 1811 was Oebele Lykeles de Haan hier bakker. Later kwam de bakkerij in het bezit van Hendrik Durks van der Berg en in 1840 verkocht hij eene wel ter nering staande huizing en bakkerij, gequoteerd met no. 42, met stalling voor 8 koeijen en 2 paarden, en de daarbij behorende grond voor fl. 1.201,00 aan Ype Wiebes van der Meulen. Twee jaar verkocht deze de bakkerij door voor fl. 1.243,00 aan Pieter Nannes Hoeksma. In 1847 ging de bakkerij weer in andere handen over. Het pas getrouwde stel, Sake Martens Wagenaar en Sjoerdje Taekes Zijlstra kochten een hechte en wel ter nering staande huizinge en broodbakkerij met stal en schuur c.a. voor fl. 1000,00. De Wagenaars hebben het hier zestig jaar uitgehouden. In de latere periode nam zoon Marten de zaken over. Hij ventte de bakkerswaren met paard en wagen uit. Dat bracht soms de nodige risico’s met zich mee. In 1900 stond het volgende in de Leeuwarder: ‘Dat men met makke paarden niet altijd veilig is bleek hedenmiddag en ondervond M.W. uit Drogeham. Met zijn broodwagen in de buurt zijnde, raakte een der wielen er uit. De wagen sleepte een einde mede en de knecht viel tusschen paard en raam. Dit voorval en tevens het ongewone geluid deed het paard angstig worden. Het begon te slaan, met het gevolg, dat de bestuurder met gebroken been op een kar naar huis moest worden gebracht. Hij was er evenwel niet zoo vlug als het paard, dat in hollende vaart binnen korten tijd denzelfden weg aflegde. In de buurt aldaar werd het gegrepen. De knecht, die in den wagen was blijven zitten, kwam met den schrik vrij’.

In 1907 kwamen Taeke Simons Hoeksma en Joukje Johannes Couperus in de bakkerij te wonen. Taeke was een kleinzoon van Sake en Sjoerdje (zijn ouders waren Simon Gerbens Hoeksma en Grietje Sakes Wagenaar). Bakker zijn was echter niet Taeke z’n lust en leven, dat in 1914 verhuisde hij naar een boerderij op het Witveen nabij Rottevalle. De bakkerij werd voor fl. 4.000,00 overgenomen door zijn knecht Hans Douwes Douma. De laatste bakkers in dit huis waren diens zoons Douwe en Geert Douma.

bakkers in vroegere tijden

In vroegere tijden bakten de mensen het brood zelf. Later kwamen er speciale bakkers die het brood gingen bakken. De gewone mensen aten eertijds vooral roggebrood, terwijl de gegoede lieden meest tarwebrood aten. Bakkers begonnen ’s morgens al vroeg bij dag en dauw met bakken en moesten daarna het brood nog uitventen. Heel vroeger ging dat met de bakkersmand op het schouder, later gebeurde dit met de hondekar en paard en wagen. In de vorige eeuw werd er veel gebruik gemaakt van de fiets en de bromfiets. Tegenwoordig zijn er niet zoveel warme bakkers meer. Veel brood wordt hedentendage in broodfabrieken gebakken.

Witteveen en De Vries

Lammert Willems Witteveen die eerst de bakkerij bij de molen huurde begon rond 1840 een eigen bakkerij aan de Buorren 42. Zijn zoon Gabe Lammerts Witteveen liet rond 1860 een boerderij op de Buorren 64 bouwen en nam daarbij tevens het bakkersbedrijf van z’n vader over. Weer later, in 1883, kocht Jelle Gabes Witteveen het pand aan de Buorren 35 en zette hier het bakkersbedrijf voort. Drie jaar daarna verkocht hij het bedrijf voor fl. 1.500,00 aan Tjeerd Andries de Vries uit Marssum. Later nam diens zoon Pieter het bedrijf over.

Buma en Schaper

In 1892 bouwde Goitzen Egberts Buma een bakkerij op het huidige perceel Buorren 48. Bij de opening stond in de krant: Ondergetekende bericht hiermede dat hij zich te Drogeham heeft gevestigd als bakker; beleefd verzoekt hij ieders gunst. Acht jaar hield Buma het hier vol, want toen nam hij de boerderij van z’n schoonvader, Jacob Gerbens Hoeksma aan de Sânnen 28 over. Het bedrijf werd in de L.C. te koop aangeboden: te koop een bijna nieuwe, ruime behuizinge met grote tuin waarin een drukke brood-, klein-, koek- en banketbakkerij wordt uitgeoefend. Het pand werd voor fl. 5.300,00 gekocht door de uit Koudum afkomstige Petrus Gerlofs Schaper. Later nam diens zoon Cornelis het bedrijf over. Zijn vrouw, Minke Schapers-Volkers had hier nadien het postkantoor.

Hoeksma

Bakkersknecht Fokke Romkes Hoeksma begon in de twintiger jaren van de vorige eeuw een bakkerij aan de Buorren 12. In 1948 had hij schade als gevolg van een zware storm. De Leeuwarder Courant meldde hierover: de grote schoorsteen van bakker F. Hoeksma kwam (door het dak en de zolder) de mannen eens opzoeken, die hem steeds het vuur zo na aan de schenen leggen. Deze bakkerij werd later overgenomen door zijn zoon Willem.

Hamstra, Hoekstra en Bonnema

Jelle Pieters Hamstra begon als bakkersknecht en trouwde met Grietje Wijma. In 1937 liet zijn schoonvader, Lammert Wijma uit Kooten een bakkerij aan de Lytse Wei 1 bouwen en kon hij voor zichzelf beginnen. Na de oorlog emigreerde hij naar Canada en nam Ulbe Schurer de bakkerij over. Na hem was Karel Hoekstra hier bakker. Weer later is de bakkerij overgenomen door Jentje Bonnema. In de zeventiger jaren ging hij een compagnonschap aan met Pieter Dijkstra, die daarvoor een bakkerij in Lioessens had. In de tachtiger jaren werd het pand een filiaal van Van der Bijl uit Kollum en nam Renske Kamminga-Broersma de honneurs waar. Het filiaal is later verplaatst naar de Buorren 21.

Simon Hoeksma

HOUTBEWERKERS IN DROGEHAM

  1. WAGENMAKER

Volgens het quotisatiekohier (een belastingregister) waren er in 1749 in Drogeham twee wagenmakers, nl. Tjeerd Symens en Fokke Arends Ytsma. Door een huwelijk met Sytske Aalzes kwam Oebele Aukes in 1769 in Drogeham wonen. Zijn vader was wagenmaker in Veenwouden en hij trad in de voetsporen van z’n vader, zij het dan in Drogeham. Na hem hebben nog vier generaties dit beroep uitgeoefend, nl. Auke Oebeles van der Woude, Oebele Aukes van der Woude, Auke Oebeles van der Woude en Jentje Aukes van der Woude. De Van der Woudes woonden aan de Buorren 21, waar ze naast wagenmaker ook nog boer waren. In 1912 hebben ze het bedrijf verplaatst naar de Buorren 34, waar nu nog Jelske Heeringa, de vrouw van Roel (Jentjes) van der Woude woont.

Wagenmakers waren niet de uitvinders van het wiel, maar het was wel een hele kunst om een wiel te maken. Het wiel moest rond zijn en de spaken moesten er op een bepaalde manier ingezet worden. Een wagenmaker werkte vooral voor de boeren. Vroeger waren paard en wagen hèt transportmiddel. Boeren gebruikten een hooiwagen om het hooi binnen te halen en een aardkar om de mest naar het land te brengen. Naast de boerenwagen hadden de boeren ook een gierbak en een kruiwagen nodig. Verder hadden ook ambachtslieden als bakkers, timmerlieden en voerlieden wagens nodig. Daarnaast maakten sommige wagenmakers ook luxe voertuigen als koetsen en chaisen voor de gegoede stand. Door de technische vooruitgang gingen de boeren steeds meer over op wagens met ijzeren frames en luchtbanden, waardoor de wagenmakers steeds minder werk kregen.

  1. KUIPER

Kuiper, Tillema, Hoeksma

In 1749 woonde er één kuiper in Drogeham, nl. Claas Gerrits. Hij woonde aan de Ike Buorren 1. Na hem hebben zijn zoons Gerrit, Atze en Marten het bedrijf overgenomen. In 1811 gaven zij als achternaam Kuiper op. Doordat geen der drie broers getrouwd was, kwam er een einde aan dit bedrijf. Naast kuiper waren zij ook houthandelaar.

Aan de Buorren 31 hebben twee generaties Tillema het kuipersbedrijf uitgeoefend. In 1819 kocht de uit Kootstertille afkomstige vader Hendrik Freerks Tillema voor fl. 200,00 een huis in Drogeham en startte daar een kuiperij. Daarna nam zoon Sasker Hendriks Tillema het bedrijf over. Waarschijnlijk was er geen derde Tillema die dit bedrijf wilde voortzetten want in 1893 stond de volgende advertentie in de krant: te koop een ruime gerijfelijke huizinge (waarin een kuiperij), houtschuur en tuin aan de Straatweg en nabij de vaart; in eigen gebruik bij S.H. Tillema. In 1894 werd er boelgoed gehouden:

Woensdag 4 april 1894, ’s morgens 11 uur, zal ten huize en verzoeke van S.H. Tillema bij boelgoed worden verkocht: KUIPERSGEREEDSCHAPPEN, als: pompboor met toebehoren, 2 kraanzagen, trekzaag, schulp-, span- en handzagen, draaibank, schaafbank, slijpsteen, schroeven, boren, snijmessen, schaven, beitels, een partij slaghoepen, mollen, enig hout enz.

In 1845 kocht Gauke Nannes Hoeksma een huis, erf en boomgaard voor fl. 400,00. Dit betrof het huis op de Buorren 11. Hij startte hier met een kuiperij. Zijn vader had een kuiperij in Burum. In 1888 stond deze kuiperij te koop: uit de hand te koop een goed beklante kuiperij en wagenmakerij te Burum; thans in gebruik bij wed. T.G. Hoeksma; inlichtingen bij G.N. Hoeksma, mr. kuiper te Drogeham. Na hem nam zijn zoon Pieter Gaukes Hoeksma het bedrijf over. Vader Gauke Pieters liet toen een nieuw huis op de Buorren 7 bouwen en ging daar wonen. Libbe Pieters Hoeksma , vaak Libbe Kûper genoemd, was de derde Hoeksma die dit ambacht uitoefende. In 1912 kocht Klaas de Jong de kuiperij voor fl. 3.000,00 voor zijn zoon, Marten Klazes de Jong. Marten ging aan de Buorren 7 wonen en zette de kuiperij eerst nog voort, maar ging zich later toeleggen op het maken van pompen.

Bijna elk dorp had vroeger wel een kuiperij. De vaten, tonnen, tobben en kuipen werden gebruikt voor opslag, verpakking en transport van diverse producten, zoals regenwater, kaas, vis, bier, olie en zeep. Het maken van een kuip vergde vakmanschap. De duigen (platte stukken hout) moesten eerst op maat gemaakt worden, daarna in het vuur gehouden worden om ze te buigen voor het maken van een ronding en tenslotte moest er een metalen hoepel omheen gedaan worden. Doordat er in de loop der tijd andere opslag-, verpakkings- en transportmiddelen werden uitgevonden, is het beroep van kuiper uitgestorven.

  1. POMPMAKER

De Jong

Marten Klazes de Jong was eerst kuiper, maar later maakte hij ook pompen. Daarnaast ging hij tevens harken, spade- en schopstelen maken. De Jong was een man van machines, dus al gauw ging hij over op het machinaal vervaardigen van deze gebruiksvoorwerpen en gereedschappen. In 1928 verhuisde het bedrijf naar de Buorren 27, waar grote loodsen achter de woning gebouwd werden. Later nam zoon Klaas het bedrijf over. Na diens pensionering namen diens zonen Marten en Jelle het stokje over. Inmiddels is de vierde generatie De Jong werkzaam in het bedrijf; tegenwoordig wordt het bedrijf gerund door Marten en zijn zoon René. Omdat een industrieel bedrijf tegenwoordig niet meer in het dorpscentrum thuishoort is de productie enkele jaren geleden verplaatst naar de Jan Gerkeswei.

Toen er nog geen waterleiding was, hadden de meeste huishoudens een eigen pomp waarmee water uit een put opgepompt kon worden. Ook kwam het voor dat een dorp een dorpspomp had die door iedereen gebruikt kon worden. In Drogeham stond deze pomp ten zuiden van de Buorren 23, op het latere terrein van De Jong’s Houtwarenfabriek. Voor het maken van de pomp was een boomstam nodig. Deze moest met een boor hol gemaakt worden. Daarna kwam er een zuiger in de pomp. Door met de hand een zwengel, die aan de zuiger vast zat, heen en weer te bewegen, haalde de zuiger het water naar boven, waarna het door de tuit naar buiten stroomde.

Simon Hoeksma

HOUTBEWERKERS IN DROGEHAM (2)

Jongsma

In 1749 waren er drie timmerlieden in Drogeham, nl. Jelle Wilts, Jouke Heeres en Sytse Clases. Daarnaast was er nog een kastmaker, Jan Johannes. In de 19e eeuw waren er verschillende families die generaties lang het timmermansvak uitoefenden. Rond 1800 was Wobbe Harmens Jongsma timmerman aan de Buorren 8.

Van Minnen en De Vries

Door een huwelijk met Pietje Sjoerds Ystra kwam Johannes Jans van Minnen in Drogeham terecht. Hij startte een timmersmansbedrijf aan de Tsjerke Buorren 3. Na hem nam zijn kleinzoon Johannes Atzes van Minnen het timmerstokje over. En daarna volgde weer een kleinzoon, ook Johannes geheten, nl. Johannes Hendriks van Minnen. Laatstgenoemde werkte samen met Fokke Hendriks de Vries. Ze hadden een timmerwerkplaats achter de Buorren 39. Samen hebben ze heel wat huizen en andere gebouwen gebouwd. Enkele voorbeelden (uit de Leeuwarder Courant) hiervan zijn, in 1933: de bouw van drie arbeiderswoningen aan de Kerklaan voor rekening van R. Faber te Arnhem is opgedragen aan Joh. van Minnen voor fl. 3.540,00 en in 1934: aanbesteding van het bouwen van een onderwijzerswoning voor het bestuur van de Gereformeerde school; laagste inschrijvers waren De Vries en Van Minnen voor fl. 3.988,00. Andere inschrijvers hierop waren o.a.: Gebr. F. en S. v.d. Meer fl. 4.180,00 en B. de Jong fl. 4.154,50. Deze inmiddels voormalige onderwijzerswoning werd gebouwd aan de Sânnen 17. Met de Kerklaan werd de Tsjerke Buorren bedoeld.

Johannes is later met zijn gezin naar Amerika vertrokken. Twee zonen van Fokke de Vries, Albert en Jelle werden later ook timmerman, maar dan in loondienst. Fokke, zoon van Jelle, zocht het hogerop en werd architect. Eerst had hij een bureau aan de Dykswâl 17 en rond 1980 bouwde hij een nieuw kantoor aan de Master Hoeksmawei 7. Hij was o.a. verantwoordelijk voor de bouw van de christelijke basisschool, de gereformeerde kerk en de gereformeerd vrijgemaakte kerk.

De Jong

Klaas de Jong begon een timmerbedrijf aan de Lytse Wei, op het huidige adres Hamsherne 7. Eén van z’n werknemers was de socialistische voorman Jelle Dam uit Harkema. Sommige boeren moesten niets van Jelle Dam en zijn socialistische ideeën hebben en wilden Dam niet als timmerman over de vloer hebben. In 1913 waren K. de Jong en A.S. van der Wal de laagste inschrijvers voor de bouw van een nieuwe gereformeerde lagere school aan de Sânnen. De bouw werd gegund voor fl. 4.585,00 (opm.: A.S. van der Wal was waarschijnlijk Alle Simons van der Wal, de vader van de latere winkelier Simon van der Wal). Later werd het bedrijf verplaatst naar de Buorren 15. Hier namen zijn zonen Bouke en Rintje de zaak over. Een andere zoon van Klaas, Marten nam de kuiperij van Libbe Pieters Hoeksma over.

Jelle Dam

Jelle Dam woonde in Harkema-Opeinde, was voorman van de socialistische Volkspartij en werkte bij de gereformeerde timmerman Klaas de Jong. Dit leverde problemen op. Dam schrijft hierover in zijn “Jeugdherinneringen”. Op een dag moest De Jong hem het volgende meedelen: ‘Ik wou graag dat je kondt ophouwe met die socialisterij, want anders zal ik wel naar een anderen helper moeten omzien. Want nou is Jan Annes er ook nog geweest, die had nog heel wat werk, maar ik mocht u niet meenemen; en dat is van de week de vierde al’.

Dit was een grote schok voor Dam: ‘Als ik hier nu vertel, dat het hier tegen den winter ging, dat we twee kinderen hadden, dat we leven moesten van den eenen gulden die ik daags verdiende en dat er hoegenaamd geen verdienst voor mij in zicht was: dan zal ieder die zich enigszins in mijn toestand kan indenken, ten volle beseffen hoe dit zeggen van mijn baas een zeer diepen gevoeligen schok op mijn gemoed teweeg bracht…… Het is moeilijk weer te geven wat ik toen eenige oogenblikken, de vertwijfeling nabij, in het diepst der ziel heb gevoeld en doorleefd.

Na eenige oogenblikken gebogen bij de schaafbank te hebben gestaan, met ontroerde ziel en met tranen in mijn oogen, heb ik gezegd: ‘Klaas, ik wil graag bij je blijven en ik meen dat ik de meest rechtvaardige zaak voorsta; maar als Jan Annes mij van het tegendeel kan overtuigen dan ben ik oogenblikkelijk bereid toe te geven. Maar als hij dat niet kan, dan is het mij niet mogelijk aan uwen wensch te voldoen. ‘k Zou willen zeggen dat je tegen Jan Annes woudt zeggen dat hij op deze manier wel huichelaars kan kweeken, maar geen menschen die men op hun woord kan vertrouwen. Als die schatrijke boer wil bewijzen dat hij vertrouwen stelt in zijn Christelijke geloof, door zulke dwangmaatregelen, dan ben ik genoodzaakt hem te toonen dat ik vertrouwen stel in mijn levenbeschouwing, in mijn zienswijze. Ik kan met de besten wil ter wereld niet inzien, dat het tot mijn geluk kan bijdragen mij op deze wijze tot huichelaar te laten maken. Het is hard, buitengewoon hard, zonder werk en zonder eten, maar ik kan niet anders, moge God mij genadig zijn’.

Toen heb ik geweend. Dit moge misschien ongelooflijk schijnen, maar toch, het is waar! Gelukkig was mijn baas een edel, goedhartig mensch. Hij liep in huis en toen hij na een poosje terug kwam, kon ik de ontroering zien, die iedere trek van zijn gelaat onmiskenbaar verried, en mij de hand toestekende zeide hij: ‘Jelle! Je blijft bij mij. Zoolang ik werk heb, hebt gij het ook: dan blijft gij in den winkel (werkplaats) en ik ga het werk bij de boeren aan huis doen’. En zo is het gebeurd, een tijdlang en zoo hebben we elkaar ten volle leeren kennen en waarderen. En ik geloof niet, dat er ooit twee vrienden in zoo volle harmonie met elkaar verkeerd en gewerkt hebben, als ik en K. de Jong. ‘k Heb van toen af nog 6 jaar bij hem gewerkt. Toen zijn we verhuisd naar Surhuisterveen.

Bouke stond bekend om zijn karakteristieke bouwwerken. Enkele huizen die hij gebouwd heeft zijn: Tillewei 8, Lytse Wei 26 en de Buorren 1. Ook bouwde hij in 1929 de boerderij aan de Hamsterpein 1. In de krant was te lezen: Aanbesteding van het afbreken der oude boerenhuizinge te Drogeham, afkomstig van de erven S.P. Postmus, en weder opbouwen ener nieuwe huizinge met schuur voor rekening van B. van der Burg te Smallinger-Opeinde. Opgedragen aan B. de Jong te Drogeham voor fl. 10.000,00.

In 1932 deden de De Jongs aan de volgende aanbesteding mee: Voor het bouwen van eene woning te Boelenslaan voor rekening van de Woningstichting in Achtkarspelen. De opdracht werd gegund aan de laagste inschrijver, wed. K. de Jong voor fl. 1.925,00. A. v.d. Wal en W. Postmus te Drogeham schreven in voor fl. 2.052,00.

Bouke de Jong

Naast zijn bouwwerken stond Bouke bekend vanwege z’n ondeugden. Op 13 november 1926 stond in de Leeuwarder Courant: Tijdens een vergadering van de anti-revolutionaire kiesvereeniging alhier liet de heer J. Schuilenga van Surhuisterveen zijn auto op het erf van de wed. K. de J. staan om te voorkomen, dat de een of ander tijdelijk gebruik zou maken van den wagen, daar hij zulks reeds eerder had ondervonden. Evenwel bleek zijn maatregel vruchteloos te zijn geweest. Na afloop der vergadering was de auto verdwenen. De autoverhuurder P. Schaper werd toen gerequireerd, en toen deze den heer Schuilenga naar diens woning zou rijden, kwam er bericht dat de bewuste auto in de klapbrug te Augustinusga vast zat.

Wat was het geval? B. de J. van Drogeham had met het eigendom van den heer Schuilenga een toertje gemaakt. Niettegenstaande de waarschuwing van zijn vrienden, zette hij den motor aan, nam plaats en daar ging ie. Reeds spoedig maakte hij kennis met een electro-lantaarnpaal, zeer tot ongerief van een der lampen, die bezweek. Dit bracht onzen chauffeur niet van zijn voornemen af. Voort ging het over Kooten, Twijzel, Buitenpost, tot hij vastraakte op de klapbrug te Augustinusga. De schade, die aan den wagen is toegebracht, is vrij aanzienlijk. Men noemt een bedrag van fl. 300,00. (opm.: met de anti-revolutionaire kiesvereeniging werd de ARP bedoeld, de partij die rond 1980 is opgegaan in het CDA; met de klapbrug werd de voormalige brug aan het eind van It Oast naar de Uterwei te Augustinusga bedoeld).

Simon Hoeksma ([email protected])

HOUTBEWERKERS IN DROGEHAM (3)

Van der Meer (VDM)

Sake Durks van der Meer startte rond 1870 een timmerbedrijf aan de Buorren ten zuiden van de Buorren 23 waar nu de huizen aan het Skoallepaad staan. In 1872 heeft hij een nieuwe openbare school aan de Buorren 63 gebouwd. Zijn zoon, Anne Sakes van der Meer werd later timmerman aan de Buorren 46. Hij schreef regelmatig op een bouwproject in, zoals bijvoorbeeld in 1905:

Surhuizum. Bij de door kerkvoogden van de Ned. Herv. Gemeente alhier gehouden aanbesteding van het bouwen van eene nieuwe boerenhuizinge zijn 14 inschrijvingen ingekomen, (o.a. ) A.S. v.d. Wal te Drogeham fl. 3.826,00, K. de Jong te Drogeham fl. 3.765,00, A.S. v.d. Meer te Drogeham fl. 3.174,00.

Annes’ beide zoons, Foppe en Sake startten een bedrijf aan de Buorren 40. In 1933 schreven ze met andere Hamster ondernemers in voor een aanbesteding in Drogeham:

Aanbesteding voor het bouwen van een stelphuizinge voor den heer F. Overzet te Drogeham. Inschrijvers: F. de Vries en J. van Minnen te Drogeham fl. 4.030,00, B. de Jong en Co. te Drogeham fl. 3.780 en Gebr. v.d. Meer te Drogeham fl. 3.745,00. M. v.d. Zee uit Drachtster Compagnie was met fl. 3.239,00 de laagste inschrijver.

In 1935 waren ze de laagste inschrijvers

voor fl. 2.095,00 voor het bouwen van een burgerbehuizinge annex slagerij voor de rekening van den heer H. van Dijk te Surhuizum.

Het timmerbedrijf is in de loop der tijd uitgegroeid tot een grote onderneming, waar zo’n 170 mensen werken. In grote fabriekshallen worden de casco’s van huizen geprefabriceerd; ramen, deuren, kozijnen en isolatiemateriaal worden in dit stadium al in het casco geplaatst. Op de bouwplaats worden de huizen ommetseld en verder afgewerkt. Verantwoordelijk voor deze ontwikkeling waren Foppes’ drie zonen, Anne, Marten en Hendrik. Tegenwoordig is alleen de laatste nog in het bedrijf werkzaam. Zijn zoon Foppe werkt inmiddels ook in het bedrijf en is daarmee reeds de 5e generatie die het bedrijf voortzet.

Van der Wal, Postmus en Van Dijk

Alle Klazes van der Wal startte een timmerbedrijf met Wietze Dictus Postmus aan de Gealstrjitte 2. In 1926 stond het volgende bericht in de krant:

Paasch-Maandagmiddag had te Buitenpost in het Nutsgebouw een druk bezochte vergadering plaats, waar het werk van de leerlingen van de vakteekenschool was tentoongesteld. Het diploma in’t timmeren is ( o.a.) behaald door Wietze Postmus, Jan Postmus en Alle van der Wal.

Samen hebben Van der Wal en Postmus heel wat huizen gebouwd. Regelmatig stonden er berichten van aanbesteding in de krant, zoals bijvoorbeeld in 1936:

Aanbesteding van de bouw van een landhuis met garage aan den Overijselschenstraatweg hoek Boxumerweg. Inschrijvers: (o.a.) v.d. Wal en Postmus fl. 9.890,00 en Gebr. v.d. Meer fl. 9.870,00. De opdracht werd gegund aan de laagste inschrijver, H. v.d. Zee uit Pietersbierum met fl. 8.557,00.

In 1938 kregen ze een onderhandse opdracht: Aanbesteding van het bouwen ener burgerhuizinge te Drogeham, voor rekening van den heer Kl. van der Wal. Onderhands opgedragen aan de heeren A. van der Wal en W. Postmus te Drogeham voor fl. 2.000,00. Dit was waarschijnlijk het huis aan de Gealstrjitte 1. Twee jaar later, in 1940 werd het huis er naast gebouwd voor fl. 2.300,-. In 1955 werd ingeschreven op de verbouwing en uitbreiding van de gereformeerde school te Drogeham: hoogste inschrijver P. Schram uit Berlikum met fl. 62.520,00 en de laagste inschrijvers Van der Wal en Postmus te Drogeham met fl. 57.480,00.

Later is Wietze, die aan de Hamsterpein 12 woonde, alleen verder gegaan en kreeg Alle gezelschap van Jan van Dijk. Na pensionering van Alle kwam Klaas Ipema als compagnon in het bedrijf en werd de naam veranderd in Bouwbedrijf Van Dijk en Ipema. Zij hebben o.a. de nieuwe christelijke basisschool aan de Ds. Van Velzenstrjitte gebouwd. Tegenwoordig wordt de zaak gerund door een zoon van Jan, Klaas van Dijk. Nadat het bedrijf jarenlang aan de Gealstrjitte 2 heeft gezeten, is er onlangs een nieuwe werkplaats met kantoor aan de Skieding in Surhuisterveen gebouwd.

Land

Gerben Klazes Land woonde bij Roodeschuur en heeft veel huizen en andere gebouwen in Harkema gebouwd, zoals de gereformeerde school, de gereformeerde kerk en de hervormde kerk. Zijn zonen, Klaas en Hendrik zetten het timmerbedrijf voort. Zij hebben onder andere in 1964 de spitkeet op het Themapark aan de Betonwei voor de Frisiana Tentoonstelling in Leeuwarden gebouwd. Klaas Gerbens Land ging in Drogeham wonen aan de Buorren 52. Hij heeft o.a. de voormalige kosterswoning (Sânnen 27) van de gereformeerde kerk gebouwd. Hij had ingeschreven voor fl. 2.325,00. Daarmee was hij net iets lager dan wed. Kl. de Jong die voor fl. 2.369,00 had ingeschreven. Zoon Gerben, die aan de Lytse Wei 43 woonde, werd ook timmerman. Hij was vooral goed in het maken van houtsnijwerk. Zo heeft hij het doopvont in de hervormde kerk en de orgelpanelen in de gereformeerde kerk gemaakt.

Dalstra, Wijma en Smids

Aan de Buorren 39 heeft Jacobus Dalstra van 1910 tot 1923 een bouwbedrijf gehad. Hij is later verhuisd naar Soesterberg. Op de Brink stonden loodsen waarmee hij reclame maakte voor kalk, zand, grind en ijzerwaren. Hij heeft o.a. vier blokjes van twee huizen aan de Lytse Wei (13 t/m 27) gebouwd, die in de zeventiger jaren van de vorige eeuw door drie nieuwe blokken, waarvan een aan de Slotstrjitte, vervangen zijn. Ook heeft hij het dubbele huis aan de Sânnen 5 en 7 gebouwd dat momenteel ook vervangen wordt door nieuwbouw. Jetze Wijma is timmerman geweest aan de Buorren 7. In 1927 behaalde hij aan de vakteekenschool het diploma in’t timmeren. Later werd hij taxateur bij de Onderlinge Brandwaarborg-Maatschappij Achtkarspelen en Kollumerland c.a. Johannes Geerts Smids en zijn zoon Geert Johannes Smids hadden ook een timmerbedrijf. Zij namen de werkplaats van Van Minnen en De Vries ten zuiden van de Buorren 39 over. Johannes woonde aan de Skoalikkers in Augustinusga en zoon Geert aan de Sânnen 3. Hier had hij ook een winkel met gereedschappen voor de boeren. Geert Smids heeft o.a. in 1967 de gereformeerde kerk verbouwd.

De materialen van een timmerman

Tegenwoordig zijn bijna alle werkzaamheden in de bouw gespecialiseerd, maar vroeger deed een timmerman alle voorkomende werkzaamheden, zoals timmeren, metselen, voegen, stucadoren en tegelzetten. Ook het proces om van boomstammen planken te maken deed hij zelf. Een timmerman gebruikte verschillende houtsoorten. Grenen hout (van dennenbomen) werd van een houtkoper gekocht; eiken- en iepenhout werden meest op stam gekocht van boeren in de omgeving. Na het kappen werd het iepenhout eerst in het water gelegd. Daardoor werd het hout taaier en duurzamer. Eikenhout werd niet in het water gelegd. De stammen werden vervolgens in planken of balken gezaagd en dan overeind in een tochtig houtstek te drogen gezet. Het kortere en lichtere hout werd met latjes ertussen onder een met pannen afgedekt afdak te drogen gelegd. Als het hout gedroogd was, werd het op de houtzolder boven de werkplaats gelegd.

Vaak werd het hout publiekelijk verkocht. In 1910 stond bijvoorbeeld in de krant:

Zeer zwaar ijperen stamhout. Bij houtverkooping te Drogeham op donderdag 6 januari 1910, ’s namiddags 2 uur, in de herberg bij Bosma te Drogeham, zullen worden verkocht: 61 STAMBOOMEN, staande in de buren te Drogeham, in 43 perceelen, en 6 dito, staande bij de kerk aldaar, in 5 perceelen.

Naast het bouwen van huizen hield de timmerman zich bezig met reparaties en het maken van gebruiksvoorwerpen.

In het begin van de twintiger jaren van de vorige eeuw was een zekere Alle Wagenaar timmerman in Drogeham. Hij kon het echter niet bolwerken en werd failliet verklaard. Op woensdag 13 februari 1923 werd er boelgoed gehouden. Om een indruk te krijgen welke materialen en gereedschappen een timmerman toen had, volgt hier een opsomming wat in de L.C. te koop werd aangeboden:

plm. 100 gepl. planken, schalen, battings, latten, 300 cement pannen, tegels, 3400 1e mondsteen, 7000 gebruikte steen, dakpannen, kalkbakken, kozijnen, partij spijkers, draad, gaas, troggen, schoppen, griepen, asphalt, lood, zink, mastiek, portland, zwarte en bruine teer, carbolineum, gr. slijpsteen, bankschroef, sergeant, schammels, gereedschap, kar, stoven.

Klokkenstoel Bouwekleaster

In 1953 moest er een nieuwe klokkenstoel op het kerkhof van Bouwekleaster komen. Zes Hamster timmerlieden hebben hier toen eendrachtig aan gewerkt, nl. Alle van der Wal, Foppe van der Meer, Rintje de Jong, Jan Postmus, Klaas Land en Jelle de Vries.

Simon Hoeksma

HOUT- EN PLANTENBEWERKERS IN DROGEHAM

KLOMPENMAKER

Klomp, Oldenburger, De Haas, Visser

Pas in 1870 komen we voor het eerst een klompenmaker in Drogeham tegen. Daarvoor waren het waarschijnlijk boeren of arbeiders die als bijverdienste klompen maakten. De eerste bewoner in Drogeham die zich volledig met klompenmaken bezig hield was Uilke Idsges Klomp. Hij woonde aan de Skieppedrifte 15. In 1928 was Klaas Oldenburger klompenmaker aan de Lytse Wei 15. IJme de Haas was ook klompenmaker. In 1948 stopte hij er waarschijnlijk mee, want toen bood hij te koop aan: Copieer-, boor-, schuur- en cirkelzaagmachine. Hij is in 1955 vertrokken naar Ontario in Canada. Jacob Melles Visser had een klompenhandel aan de Buorren 22.

Tjepkema

Gerrit Klazes Tjepkema startte in de dertiger jaren van de vorige eeuw een klompenmakersbedrijf aan de Tillewei 28. Het bedrijf is later overgenomen door zijn zoon Gerben Tjepkema. Zo nu en dan stond er een advertentie in de krant waarin het afvalhout te koop werd aangeboden: Te koop: een partij brandhout en een hoeveelheid spanen. Geschikt voor rokerij of centrale bakkerij.

Het klompen maken

Klompenhout werd van populieren-, wilgen- of iepenhout gemaakt. Het hout hoefde eerst niet te drogen, maar werd bij de klompenfabricage nat verwerkt. De stammen werden in brede schijven gezaagd, de zogeheten ‘bollen’ die op hun beurt in blokken werden gezaagd met een blokkenzaagmachine, groot genoeg om er een klomp uit te halen. Vervolgens maakte een freesmachine de buitenvorm van de klomp. Een volgende machine holde de klomp uit met een lepelboor. Daarna moesten de klompen drogen in de droogkamer. De wilgenhouten exemplaren werden anderhalve week gedroogd bij een temperatuur van 20 tot 25 graden C; voor populieren klompen duurde dit een week langer. Door verbranding van het afvalhout werd de warmte geleverd voor het droogproces. Na het drogen werden de klompen geschuurd en vervolgens geverfd.

RIETDEKKER

De eerste rietdekker in Drogeham komen we rond 1910 tegen. Het is Sipke Veenstra en hij woonde aan de Sânnen 31. Daarvoor zullen er ook wel rietdekkers geweest zijn, maar dan was dit waarschijnlijk een nevenberoep van bijvoorbeeld een timmerman. In de jaren zestig van de vorige eeuw is het rietdekkersbedrijf van Marten de Jong aan de Tillewei 15 ontstaan. Het bedrijf verricht werkzaamheden voor particulieren, aannemers, projectontwikkelaars en overheidsinstellingen. Naast het aanbrengen van nieuw riet bestaat het werk uit het vervangen van bestaande rieten daken evenals het plegen van onderhoud en het uitvoeren van reparaties. Tegenwoordig werken Martens’ zoons, Klaas, Peter en Anton in het bedrijf en is het bedrijf gevestigd aan de Tillewei 15a.

rietdekken

Een rieten dak wordt gemaakt van eenjarig riet. Meerjarig riet is hier niet voor geschikt. Riet wordt al eeuwenlang als dakbedekking gebruikt. Vroeger was het naast stro en heideplaggen de goedkoopste dakbedekking. Tegenwoordig wordt het vooral toegepast op exclusieve woningen en ter vervanging van de oude dakbedekking van boerderijen en molens. Riet dat geschikt is om als dakbedekking te gebruiken is afkomstig uit streken waar een gematigd klimaat heerst, zoals in Nederland; bovendien moet het riet groeien met de voeten in zoet en arm water. Het riet wordt geoogst van december tot mei. Niet alle riet heeft dezelfde kwaliteit, daarom kopen rietdekkersbedrijven in de periode van maart tot juli de beste soorten in, zodat een bedrijf het hele jaar door met riet van de beste kwaliteit kan werken.

STOELWINDER EN KORFMAKER

Jan Rinzes Hamstra was stoelwinder en korfmaker. Hij woonde eind 19e eeuw en begin 20e eeuw ten westen van de Buorren 15. De kinderen van Jan Rinzes kregen de bijnaam ‘Popel’. Popel is het Friese woord voor bies. De stengel van deze plant werd gebruikt voor het stoelwinden. Zijn zoon Rinze Jans Hamstra heeft het vak later overgenomen. Zijn dochter Akke zat ook in het vak. Zij trouwde met Pieter Jans van der Wal die eveneens dit vak ging uit oefenen. Zij gingen wonen aan de Lytse Wei 63.

stoelmatten en korfmaken

Een stoelwinder of -matter maakt van de stengels van biezen stoelzittingen. Biezen zijn planten die aan de oevers van meren en poelen groeien. Deze planten moesten voor de langste dag afgesneden worden, omdat ze later in het seizoen minder taai werden en de biezen mochten niet in de zon te drogen worden gelegd. Een paar dagen voordat de stoelen gemat zouden worden, werden de biezen drijfnat gehouden waardoor ze goed taai werden.

Korven werden gemaakt van wilgentenen of -takken, ook wel rijshout genoemd (de naam Rysloane herinnert hier nog aan). Deze takken waren taai en buigzaam, waardoor ze geschikt waren om mee te vlechten. De korfmakers reisden vaak stad en land af om de korven uit te venten. Op de terugreis gingen ze langs plaatsen waar veel wilgen stonden, sneden de takken er af, bonden ze samen in een bundel, legden de bundel op de rug en keerden zo weer huiswaarts.

Simon Hoeksma

METAALBEWERKERS IN DROGEHAM

SMID

Faber, Knoop, Wijma en Postema

In 1749 was Popke Reinjes mr. smid in Drogeham en werd omschreven als redelijk welgesteld. Waar hij woonde is niet bekend. Andere smeden in de 18e eeuw waren Symen Waatzes en Albert Johannes. Zij woonden waarschijnlijk aan de Buorren 33. In 1811 was Willem Pytters hier smid. Hij noemde zich bij het opgeven van een familienaam Faber. Dat is de latijnse naam voor smid. Rond 1830 was Tjeerd Pieters Knoop smid aan de Buorren 35. In 1847 verkocht hij de smederij aan Sape Jans Wijma. Sape Jans woonde aan de Buorren 30 en liet de smederijmaterialen en -gereedschappen waarschijnlijk naar dit pand overbrengen. Behalve smid was Sape Jans ook wagenmaker, koperslager en kachelmaker. In 1856 plaatste hij de volgende advertentie in de krant: gevraagd een wagenmakersknecht, het boerewerk grondig verstaande en in 1857 stond in de krant: gevraagd een koperslagersknecht, niet onervaren in het kachelmaken.

Vaak werd het beroep ook omschreven als grofsmid; dit ter onderscheiding van het beroep van edelsmid (goud- en zilversmid). In 1862 werd het bedrijf overgenomen door zijn zoon Louw Sapes Wijma. Rond 1890 was Bontje Johannes van Dijk uit Oosterend hier smid. Hij liet een aantal jaren later een nieuwe smederij aan de Buorren 5 bouwen. De smederij aan de Buorren 30 werd overgenomen door Tjitze Jacobs Postema. Tjitze zijn vrouw, Sytske Gaukes Hoeksma was een oud Hamster. Zij was een dochter van kuiper Gauke Nannes Hoeksma en Mientje Theunis Alting die op de Buorren 11 woonden. Drie generaties Postema’s hebben in de smederij hun brood verdiend. Na Tjitze zijn zoon Johannes Tjitzes Postema en daarna zijn kleinzoon Gauke Johannes Postema. Later was Gauke niet alleen smid, maar verkocht en repareerde hij ook rijwielen, brommers, haarden en kachels.

Oosterbaan

Freerk Jans Oosterbaan was behalve herbergier aan de Buorren 37 ook smid. In 1893 stond in de krant: een smidsknecht gevraagd; zijn werk grondig verstaande zowel met ploegwerk en als met kachelmaken en hoefslag. Vaak waren de smeden ook nog hoefsmid; ze moesten dan de paarden van nieuwe hoefijzers voorzien.

Het geheim van de smid

De smid was onmisbaar voor de boeren, want hij maakte voor hen al het benodigde gereedschap, zoals ploegen, schoppen, harken en schoffels. Daarnaast maakte hij ook het benodigde gereedschap voor andere ambachtslieden als kuipers, schoenmakers en timmerlieden. De smederij was de werkplaats van de smid. Met behulp van een vuur, aangeblazen door een blaasbalg (een soort luchtpomp), werd ijzer of ander metaal eerst flink verwarmd totdat het vervormbaar was. Dan werd het op een aambeeld (metalen blok) in de gewenste vorm geslagen of werden er andere behandelingen mee uitgevoerd als lassen, splijten, wellen en doorboren. Dit geheel van handelingen met heet metaal noemde men het smeden van het metaal. Meestal moest het werkstuk herhaaldelijk opnieuw verwarmd worden om het vervormbaar/smeedbaar te houden en om de spanningen in het materiaal, ontstaan door het bewerken met de smidshamer, op te heffen. Nadat het voorwerp tenslotte de gewenste vorm had, werd het afgekoeld in koud water. Als de smid kunstzinnig was, werd het voorwerp vaak nog verfraaid door graveren, polijsten en/of versiering door inlegging met andere materialen of metalen.

Van Dijk en Groenveld

Nadat Bontje Johannes van Dijk een aantal jaren smid op de Buorren 30 was geweest, liet hij begin jaren negentig van de 19e eeuw een nieuwe smederij bouwen aan de Buorren 5. De zaken gingen blijkbaar goed, want in 1902 vroeg hij in de krant al een smidsknecht. Rond 1920 werd de smederij overgenomen door Cornelis Annes Groenveld uit IJlst. Kees stond tevens bekend als een goede hoefsmid. Daarnaast verkocht en repareerde hij ook fietsen. Na hem kwam zijn zoon Anne Cornelis Groenveld in het bedrijf. Door de toenemende mechanisatie liepen de smederijwerkzaamheden terug en legde Anne zich toe op het installatiewerk.

KOPERSLAGER

Terpstra

Een andere metaalbewerker was Jacobus Pieters Terpstra. Hij woonde van ongeveer 1860 tot 1900 aan de Buorren 13 en was koperslager. Hij maakte en repareerde allerlei gebruiksvoorwerpen van koperwaren, zoals ketels, potten en pannen.

De koperslager

Een koperslager was een ambachtsman die platen of andere zachte metalen bewerkte. Dit bewerken omvatte verschillende handelingen, zoals knippen, buigen, solderen en felsen (verbinden van plaatmaterialen). Een koperslager maakte ondere andere keukengerei (ketels, borden, pannen), boerengereedschap (melkemmers en -bussen) en metalen dakbedekkingen. Ook maakte hij siervoorwerpen, zoals bijvoorbeeld wandborden. Sier- en gebruiksvoorwerpen ontstonden wanneer de koperslager een plaat koper in een houten mal (of vorm) sloeg (dreef) en daarmee omvormde tot een sier- of gebruiksvoorwerp. Op deze manier konden grote gebruiksvoorwerpen, zoals borden betrekkelijk snel in serie worden geproduceerd, zonder gebruik te maken van speciale ovens. Tijdens de industriële revolutie is dit ambacht in onbruik geraakt door de opkomst van persen die het werk, waar een ervaren koperslager enkele uren over deed, in enkele seconden konden uitvoeren.

ELEKTRICIEN EN LOODGIETER

Zoals eerder geschreven namen door de mechanisatie de werkzaamheden van de smid af. Sommige smeden bleven in de agrarische sfeer werkzaam en gingen over op de verkoop en reparatie van tractors en landbouwmachines. Door de komst van elektriciteit en gas stapten andere smeden over op werkzaamheden die hiermee verband hielden. Nadat overal elektriciteit was aangelegd voor elektrische verlichting in de woningen en op straat, begon men met het uitvinden van nieuwe gebruiksvoorwerpen en apparaten die ook gebruik maakten van stroom. Door de aansluiting op het gas kwamen er gaskachels en later centrale verwarming.

Cornelis en zijn zoon Anne Groenveld werden elektricien en loodgieter. Zij legden elektrische leidingen, gas- en waterleidingen en sanitair aan en werden erkend installateur van het Provinciaal Elektriciteits Bedrijf. Verder verkochten zij elektrische apparaten als stofzuigers, wasmachines, radio’s en straalkachels.

Laagland, Bakker

Petrus Laagland, die eerder een zaak in Leeuwarden had, begon in 1936 een technisch installatiebedrijf en radiocentrale aan de Buorren 24. In 1958 werd het bedrijf verplaatst naar de Buorren 17. In 1965 kwam schoonzoon Jaap Bakker in de zaak en werden de werkzaamheden uitgebreid met gas, water, zink en dakwerk. Naast radio’s werden er voortaan ook gasfornuizen, gasgeisers en gaskachels verkocht en kwamen er nieuwe elektrische apparaten bij als wasmachines, centrifuges, koelkasten, televisies en pick-ups (platenspelers). Na Petrus Laagland namen zijn zoon Sjoerd Laagland en zijn schoonzoon Jaap Bakker het bedrijf over. Op een gegeven moment is besloten het bedrijf te splitsen. Sjoerd Laagland hield zich aan de Buorren 21 bezig met de verkoop van huishoudelijke elektrische apparaten, televisies en geluidsapparatuur en Jaap Bakker legde zich aan de Buorren 17 toe op het installatiewerk. Zijn vrouw Annie Laagland had daarnaast een winkel in huishoudelijke artikelen. Inmiddels is het bedrijf van Bakker verplaatst naar de Buorren 6 en is de leiding in handen van zoon René Bakker.

UURWERKMAKER

Een uurwerkmaker ontwerpt, bouwt en repareert uurwerken. In 1830 woonden er twee uurwerkmakers in Drogeham, namelijk Klaas Sierds van der Woude aan de Buorren 46 en Teade Wittes Westra aan de Tsjerke Buorren 20. In die tijd droeg men zakhorloges; horloges, die zoals de naam al aangeeft, in een (vest)zak gedragen werden. Aan het begin van de twintigste eeuw had rijwielhandelaar Jan IJes de Vries (Buorren 24) naast fietsen ook klokken en horloges te koop.

Simon Hoeksma KLEDING-, EN WOONZAKEN IN DROGEHAM

  1. WEVER, SNIJDER EN MANUFACTURIER

Schievink

In 1749 waren verschillende mensen in de kledingsector werkzaam. Thomas Theunis noemde zich snijder en koopman. Snijder was een ander woord voor kleermaker. Freerk Hendriks en Geert Beernts waren wever. Een wever maakte van wollen of katoenen stoffen kleren en tapijten. Vanwege de werkloosheid kwamen in de tweede helft van 17e eeuw linnenwevers uit de Achterhoek en het graafschap Bentheim (in Duitsland) naar Friesland. Zo ook de familie Schievink. In 1830 waren de broers Hendrik Durks en Sietse Durks Schievink beide wever, de ene aan de Buorren 45 en de andere in een huis aan de Tsjerke Buorren ten noordoosten van de voormalige pastorie. Een familie die als wever uit de Achterhoek kwam was Weening. Zij woonde vooral in Harkema. De familie Claus, ook een weversfamilie, was van oorsprong afkomstig uit de buurt van Sint-Niklaas in België.

Pieter Nannes, Kronemeijer, Van der Wal

Pieter Nannes (een voorouder van de Hoeksma’s) was in de tweede helft van de 18e eeuw koopman in wollen stoffen, damast, bont en zijde. Hij woonde waarschijnlijk aan de Buorren 22. In vroeger tijd kochten de mensen stoffen in de winkel en maakten, naaiden, breiden of weefden de kleren zelf. Vermogende mensen konden het zich veroorloven om kleren te laten maken door een snijder of wever. In 1830 was Durk Jans Kronemeijer wever aan de Sânnen 31. De voorouders van hem kwamen van oorsprong uit Bentheim in Duitsland. In 1840 was Geert Pieters van der Wal kleermaker aan de Buorren 46 en later aan het Tsjerkepaed 3. In 1880 had zijn zoon, Wieger Geerts van der Wal het vak overgenomen. Taapke Johannes van Minnen verkocht rond 1860 manufacturen aan de Tsjerke Buorren 3. Fedde Jans de Vries had omstreeks 1900 een manufacturenzaak aan de Kromelle 4.

  1. KLEDINGVERKOPER

Fokkinga

Rond 1900 begon Willem Foppes de Haan een kledingzaak aan de Buorren 31 in de voormalige kuiperij van Tillema. Zijn vrouw Lies Tabak maakte hoeden. In 1928 werd de zaak overgenomen door de Fa. P.S. Fokkinga en Co. De winkel werd gerund door de broers Pieter en Klaas Sytzes Fokkinga. Zij noemden zich manufacturier. Manufacturen zijn voortbrengselen van weverij (zoals wollen, linnen, katoenen en zijden stoffen) en daaruit gemaakte voorwerpen. In de vijftiger jaren nam Klaas’ zoon Sytze de zaak over. Er werd toen niet alleen slechts kleding verkocht, maar de zaak werd uitgebreid met woning-inrichtingsartikelen. Rond 1970 verhuisde Sytze naar Damwoude en nam zijn broer Hielke intrek in de winkel. De woninginrichting ging de deur weer uit, alleen de kledingverkoop bleef over. Inmiddels is de zaak overgenomen door Hielkes’ zoon Klaas. Naast Drogeham heeft hij filialen in Damwoude en Drachten.

Van der Wal en Nagel

Klaas Alles van der Wal had een manufacturenzaak aan de Buorren 57. De mensen kwamen niet alleen bij hem in de winkel, maar hij ging ook zelf bij de mensen langs. Hij droeg een pak op de rug waarin hij de kleding meedroeg. Jan Catrinus Nagel heeft in de dertiger jaren van de vorige eeuw een karakteristiek pand laten bouwen aan de Buorren 56. Naast manufacturen verkocht hij ook kinderwagens en wandelwagentjes. In de tweede helft van de jaren vijftig is hij verhuisd naar Twijzel en heeft Pieter Spinder de zaak overgenomen.

  1. HOEDENMAAKSTER

Juffer Lies

Juffer Lies maakte en verkocht dameshoeden. Een beroep wat nu nauwelijks meer voorkomt, maar in de tijd dat het voor vrouwen verplicht was om ’s zondags een hoed te dragen in de kerk zat er wel emplooi in deze handel. Daarnaast verkocht zij ook handschoenen, sjaals en mutsen. Lies Atsma werd juffrouw genoemd, omdat zij tevens handwerkonderwijzeres aan de gereformeerde lagere school was. Zij woonde in de oostelijke helft van het huis aan de Sânnen 21.

Schering en inslag

Vroeger maakten de mensen de kleren zelf. Daarnaast waren er ook mensen die er hun vak van maakten. Spinnen, breien en naaien gebeurde vaak door weduwen die op zo’n manier in een schamel inkomen konden voorzien. Weven gebeurde ook wel door mannen. De kleding werd meestal op bestelling gemaakt. Ook waren er mensen, marskramers, die bij de deuren langs gingen om kleding te verkopen. Pas in de 20e eeuw kwamen er winkels waar mensen kleren konden kopen.

Spinnen is het ineendraaien van losse vezels tot een langere en sterke draad. Hiervoor werden wol, vlas en katoen gebruikt. De losse vezels moesten eerst tot bruikbare draden verwerkt worden alvorens ze geschikt waren om mee te weven, naaien, breien of haken. Als eerste moest het vuil er uit gehaald worden en moesten de vezels in één richting komen te liggen. De bewerking hiervan werd kaarden genoemd. Dit gebeurde met een kaardrol of -borstel. Hierna begon het eigenlijke spinnen met het spinnewiel. Met een trapplank werd door middel van een snaar het aandrijfwiel aangedreven. Dit wiel was verbonden met een klos waar de draad opgewikkeld werd.

Weven was het verbinden van horizontale en verticale groepen textiel uit draden. Er werd een aantal draden parallel opgespannen. Deze opgespannen draden heetten schering. Vervolgens werden één voor één andere draden haaks hierop, tussen de schering door, in het weefgetouw ingelegd. Deze draden heetten inslag en werden strak tegen elkaar aangedrukt. Meestal werden de inslagdraden met behulp van een schietspoel in het weefsel geweven. Een schietspoel is een blokje waarin een spoel met draad, die tijdens het heen en weer bewegen werd afgewikkeld.

  1. WONINGINRICHTER

Spinder

De Spinders waren van oorsprong spinners. Zij moesten uit wol draden maken en woonden toen in Harkema. Rond 1950 nam Pieter Tjeerds Spinder de manufacturenzaak van Klaas Alles van der Wal aan de Buorren 57 over en weer later dus de winkel van Jan Nagel aan de Buorren 56. In de loop der jaren heeft hij dit pand flink uitgebreid. Behalve kleding verkocht hij ook meubelen, vloerbedekking en slaapartikelen. De kledingpoot werd later afgestoten. Na Pieter nam zijn zoon Tjidsger de zaak over. Samen met zijn vrouw, Tineke van der Veen maakte hij er een goed lopende meubelzaak van. Zijn broer Rinze die bij hem in dienst was, hield zich bezig met het leggen van vloerbedekking en houten vloeren. Momenteel wordt de woninginrichtingszaak gerund door Tjidsgers’ zoon Jetze Anne.

Een broer van Tjidsger, Roelof, is ook in de woninginrichtingsector werkzaam. Eerst had hij een zaak in tweedehands meubelen, de ‘Sanneham’ in de oude gereformeerde school, daarna heeft hij de zaak van Tjidsger overgenomen en tegenwoordig heeft hij een rijdende woninginrichtingszaak, waarmee hij met de showroom aan huis komt.

Simon Hoeksma SCHOENMAKERS IN DROGEHAM

Hamstra, Veltman, Van der Leest, Fokkema

In 1749 waren er maar liefst drie schoenmakers in Drogeham, namelijk Albert Jans (een voorouder van de Alma’s), Jan Mekkes en Claes Volkerts. In het begin van de 19e eeuw was Fokke Jans Hamstra schoenmaker aan de Buorren 28. Wiggele Wytzes Veltman maakte rond 1830 schoenen aan de Buorren 48. Zijn zoon Goitzen Wiggeles Veltman was later, in 1880, schoenmaker aan de Buorren 27. In 1880 was Geert Boeles van der Leest schoenmaker. Hij heeft op verschillende plaatsen gewoond, onder andere aan de Buorren 45. Na hem was Egbert Jans Fokkema hier schoenmaker. Ype Nobach is schoenmaker aan de Buorren 22 geweest.

Postmus

Marten Postmus werd ‘gediplomeerd schoenhersteller’ en begon in 1948 met het maken van schoenen in een werkplaats achter z’n huis aan de Buorren 2. Twee jaar later is de winkel er bij gekomen. Terwijl Marten in de werkplaats bezig was, deden zijn moeder, Neeltje Postmus-Kloosterman en zijn zuster, Trien Postmus de verkoop in de winkel. Later stond zijn vrouw, Trien Buma in de winkel. Het assortiment is in de loop der jaren sterk veranderd. In het begin werden er vooral leren klompsokken en rubberlaarzen verkocht. In latere tijden lag de nadruk op sportschoenen en degelijke merkschoenen. In 1992 is Marten met de zaak gestopt en werd de winkel omgebouwd tot een cafétaria voor zijn zoon Jan.

Schoenmaker blijf bij je leest

Schoenenwinkels waarin honderden verschillende soorten schoenen staan had men vroeger niet. De schoenen werden eertijds op bestelling gemaakt. Om schoenen te maken gebruikte men een leest (of mal). Deze leest van hout had de vorm van een voet. De zool van de leest was meestal van ijzer. Schoenmakers hadden heel veel van deze leesten, want elke voet was weer anders. Om deze leest kwam het leer. Het leer van schoenen was gemaakt van huiden van dieren, met name runderen, omdat deze huiden het sterkst waren. De huiden werden gelooid. Hiervoor gebruikte men vaak de schors van eikebomen. De huiden werden met de gemalen eikenschors in een kuip of kuil met water gedaan. In de schors zat een zuur dat er voor zorgde dat de huiden duurzaam werden, waardoor het leer niet bedierf. Daarna werden de huiden te drogen gelegd. Vervolgens werden ze ingevet en soepel gemaakt. De zolen en hakken werden gemaakt van stugger leer, maar ook wel van rubber. Met een draad werden de zool en het leer aan elkaar vastgenaaid. Waren de schoenen kapot, dan werden ze opnieuw opgelapt. Naast het maken van schoenen hield de schoenenmaker zich ook bezig met andere vormen van leerbewerking, zoals bijvoorbeeld zadelmaken. Tegenwoordig bestaat het vak van schoenenmaker niet meer. De schoenen worden in massaproductie gemaakt en daarna verkocht in schoenenwinkels. Wel zijn er nog bedrijven die zich specialiseren in het repareren van schoenen.

Simon Hoeksma VERVOER IN DROGEHAM (1)

  1. VOERMAN

Vroeger was de benenwagen hèt vervoermiddel, bijna alles werd lopend afgelegd. Alleen een aantal rijke boeren en andere vooraanstaande lieden konden zich het vervoer via een koets of chais veroorloven. Lange afstanden werden ook wel via het water afgelegd. Dit gold ook voor het vervoer van goederen. Bij het beter worden van de wegen, ontstond er echter ook meer vervoer over de weg. Dit vervoer geschiedde vooral met trekhonden. In 1865 stond de volgende advertentie in de Leeuwarder Courant:

De Ondergeteekende heeft de eer ter kennis van het geëerde Publiek te brengen, dat hij ene geregelde HONDENWAGENDIENST heeft ondernomen van Leeuwarden op Kootstertille, Drogeham, Augustinusga, Surhuizum, Surhuisterveen (heen en terug). Vertrekt van Leeuwarden, dingsdag, donderdag en zaturdag, ’s morgens 6 uur. Rijdt af op het Perkswaltje, tegenover het Nieuwe Gasthuis. Beveelt zich tot het vervoeren van goederen en opnemen van boodschappen en commissiën. Berekent billijke vracht. W. Buising te Leeuwarden.

Zandstra, Oldenburger, Terpstra

In 1910 werd door het parlement de Trekhondenwet aangenomen waarin het gebruik van trekhonden aan regels werd gebonden. Pas in 1963 werd het vervoer door trekhonden verboden. Een andere mogelijkheid voor vervoer was paard en wagen. In 1860 was Jochum Roels Zandstra voerman; hij woonde aan de Ikkers 14. Halbe Wopkes Oldenburger was rond 1890 voerman en woonde aan de Lytse Wei 30. Pieter Terpstra, bijgenaamd Pieter Terp, was voerman in het tweede kwart van de vorige eeuw en woonde aan de Buorren 17.

Rond 1900 kwamen er omnibussen in omloop. Dit waren bussen die voortgetrokken werden door paarden. Later werden de omnibussen vervangen door gemotoriseerde bussen. Ook rond 1900 kwamen de eerste auto’s in gebruik. Vanaf 1910 kwam de fiets in beeld en vanaf 1925 was een groot aantal volwassenen in bezit van zo’n tweewieler. Daarna kwam in de jaren vijfig de bromfiets of brommer in gebruik. Ook kwam toen de solex, een fiets met hulpmotor, op de markt.

  1. BEURTDIENSTVERVOERDER

Mensen die iets te vervoeren hadden of iets uit de stad nodig hadden konden dit, uiteraard tegen betaling, mee (laten) geven aan een beurtdienst. Vooral middenstanders zullen hier vroeger veel gebruik van gemaakt hebben.

In de 19e eeuw gebeurde dit veelal per schip. Er was een veerdienst van Kootstertille naar Leeuwarden. Eerst werd er gebruik gemaakt van zeilschepen, later van stoomboten. Rinze Joons Kramer en Jan Hielkes Tadema uit Kootstertille hadden eind 19e eeuw een stoomboot die 90 personen, goederen en vee kon vervoeren. Zij voeren via Schuilenburg, Bergumerdam en Suawoude naar Leeuwarden. Het schip was verdeeld in twee kajuiten. Een tochtje in de 1e kajuit kostte 45 cent en een tochtje in de 2e kajuit 30 cent.

Vrachtwagendienst

In 1920 stond in de Leeuwarder Courant: Ondergeteekende geeft hierbij kennis aan het geachte publiek van Drogeham en omstreken, dat hij voornemens is, aanvangende Maandag 25 october, een VRACHTWAGENDIENST te beginnen en wel: Dinsdags en Vrijdags van Drogeham naar Leeuwarden v.-v. Maandags, Woensdags en Zaterdags van Drogeham naar H.-Opeinde, Surhuisterveen, Surhuizum, Augustinusga, Drogeham. Aanbevelend, H. de Jong. Hij woonde aan de noordkant van de Lytse Wei in één van de voormalige dubbele huizen in de buurt van de Slotstrjitte. Mensen die iets te vervoeren hadden konden dit, uiteraard tegen betaling, meegeven aan Hendrik Aukes de Jong.

Kazemier

In 1923 startte Gerk Jelles Kazemier een transportbedrijf aan de Buorren 8 en kocht daarvoor een Ford V8. Eind jaren vijftig reed hij op dinsdag en vrijdag bodediensten naar Leeuwarden, op dinsdag, donderdag en zaterdag naar Drachten en op woensdag en vrijdag naar Dokkum. De Kazemiers deden ook in verhuizingen en veevervoer.

Later is het bedrijf gesplitst, zoon Gerben hield de bodediensten en zoon Jan legde zich aan de Buorren 51 toe op het zandtransport. Inmiddels is de derde generatie Kazemier werkzaam in de transportsector. Jans’ zoon Pier rijdt met een eigen vrachtauto voor diverse bedrijven.

In 1966 werden de bodediensten op de trajecten Drogeham-Groningen, Drogeham-Drachten en Drogeham-Dokkum verricht door W.A. Land en Zn. uit Harkema en op het traject Drogeham-Leeuwarden door Combinatie Dijkstra en De Jong uit Augustinusga. In 1975 waren de trajecten naar Dokkum en Drachten weer in handen van Gerben Kazemier. De laatste jaren reed Kazemier voor Van Gend en Loos. Dit laatste bedrijf is inmiddels opgegaan in DHL.

  1. AUTOBUSVERVOERDER

Zoals reeds vermeld kwam eind 19e eeuw het gebruik van omnibussen in zwang; bussen die voortgetrokken werden door een paard. In 1911 besloot de Friesche Maatschappij van Landbouw en Veeteelt in Achtkarspelen

een voorstel in behandeling te nemen om zich tot den gemeenteraad te wenden met het verzoek, te willen bevorderen dat er een tramweg wordt aangelegd van Buitenpost, langs Twijzel, Kooten, Drogeham en Surhuisterveen naar Groninger Opeinde.

Het voorstel werd in de gemeenteraad behandeld en na enige discussie werd aan burgemeester en wethouders opgedragen om met nadere voorstellen dienaangaande bij den Raad te komen. Door allerlei andere ontwikkelingen op vervoersgebied is de tramlijn er nooit gekomen.

Het autobusvervoer werd en wordt nog steeds provinciaal geregeld. In 1927 namen de Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen het volgende besluit:

vergunning is verleend aan A. Zijlstra te Drogeham en IJ. Fokkinga te Surhuisterveen voor het in werking houden van een autobusdienst Surhuisterveen, Surhuizum, Stroobos, Eibertsburen, Gaarkeuken, Briltil, Zuidhorn, Groningen v.v. en van den autobusdienst Surhuisterveen, Opende, Doezum, Grotegast, Oldekerk, Briltil, Zuidhorn, Groningen v.v.

en aan

G. de Vries te Drogeham tot het in werking houden van een autobusdienst Drogeham, Twijzel, Buitenpost, Visvliet, Grijpskerk, Groningen v.v.

Ook kreeg G. de Vries een vergunning van de Gedeputeerde Staten van Friesland voor het traject Harkema-Opeinde, Leeuwarden v.v. en het traject Drogeham, Groningen v.v.

In hetzelfde jaar werd ook nog vergunning verleend aan de ondernemers IJ. Fokkinga en J. Snijder te Surhuisterveen voor het traject Drachten, Houtigehage, Surhuisterveen, Drogeham, Twijzel, Buitenpost.

Gabe de Vries woonde aan de Lytse Wei 2. In 1932 bood hij wegens verandering te koop aan een AUTOBUSDIENST, met verhuur. Prijs billijk. Ate Zijlstra woonde aan de Hamsterpein 7 bij de Feansterfeart. In 1938 heeft zijn zoon Albert Zijlstra het bedrijf overgenomen. Later hebben Fokkinga, Snijder en Zijlstra de FSZ (naar de eerste letters van hun achternamen) opgericht. Na de tweede wereldoorlog gingen ze zich vooral richten op het organiseren van reizen. Tegenwoordig is dit bedrijf bekend onder de naam Dalstra, die dit bedrijf in 1961 heeft overgenomen. De officiële naam is echter nog steeds Dalstra FSZ BV.

Bindert Reitsma (de grootvader van Wiep Wijma aan de Buorren) had een autobusonderneming in Kooten. Hij reed onder andere van Kooten naar Leeuwarden. Sije Veenstra (de grootvader van Sije Veenstra aan de Gealstrjitte) begon een autobusonderneming in Harkema-Opeinde. Dit bedrijf is later overgenomen door zijn zoon Fokke en is uitgegroeid tot touringcarbedrijf Veenstra Reizen te Buitenpost.

Na de tweede wereldoorlog kwamen de autobusdiensten in handen van enkele grotere vervoersmaatschappijen. In onze omgeving reed de NTM (Nederlandse Tramweg Maatschappij). Deze onderneming was begonnen als tramvervoerder, maar nadat het tramvervoer afnam stapte het bedrijf over op het autobusvervoer. In 1971 fuseerden de NTM, NOF en LABO tot de FRAM (Friese Autobus Maatschappij). Weer later werd dit VEONN en tegenwoordig hebben we te maken met Arriva, Connexxion en Qbuzz.

Simon Hoeksma VERVOER IN DROGEHAM (2)

Kentekens

In 1905 kwam de motor- en rijwielenwet tot stand. Deze wet bepaalde dat auto’s en motoren voorzien moesten worden van een nummerbewijs. Dit nummerbewijs was tegelijkertijd het kentekenbewijs en het rijbewijs. Vóór 1906 kon iemand een vergunning aanvragen bij het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Zo’n vergunning was nodig voor ‘het berijden van de wegen met een voertuig, voortbewogen door mechanische kracht en van een groter gewicht dan 150 kg’. De vergunningen van het ministerie waren alleen geldig voor rijkswegen. Voor provinciale en gemeentelijke wegen moesten de automobilisten een aparte vergunning aanvragen. De nummerbewijzen van na 1905 waren persoonsgebonden en werden in principe ‘voor het leven’ verstrekt. Bij het aanschaffen van een nieuw voertuig (auto, motor of tractor) behield de eigenaar zijn nummer. Wel konden nummers om allerlei redenen vervallen, waarna ze opnieuw werden uitgereikt. Ook werden ze wel overgeschreven naar een familielid. Toen het steeds drukker op de weg werd, werden er maatregelen genomen om de veiligheid beter te waarborgen. In 1927 moest men, om voor een nummerbewijs in aanmerking te komen, eerst een medische keuring ondergaan en een rijexamen afleggen. In 1951 werd er een nieuw systeem ingevoerd, de kentekens waren niet meer persoonsgebonden, maar werden voertuiggebonden. Bij het kopen van een andere auto kreeg men een nieuw kentekenbewijs dat bij de auto hoorde.

Aan het kenteken kon men zien uit welke provincie iemand kwam. Elke provincie had een eigen letter. Groningen had de letter A en Friesland de letter B. Het is aan het kenteken niet te zien of iemand een auto, motor of tractor had. Hieronder volgt een lijst van enkele Hamsters die een auto, motor of tractor hadden. In onderstaande lijst staan de kentekennummers, de naam van de eigenaar en het jaar van aanschaf. Het beroep en adres, voor zover bekend, heeft de schrijver van dit artikel er aan toegevoegd.

kentekens vergunninghouder verleend in beroep adres

B-4 Minze Barteles Vries 1906 boer Hamsterpein 2

B-5 Liekele Wielinga 1906 Buorren 10

B-15 Jan IJes de Vries 1906 rijwielhandelaar Buorren 24

B-2222 Petrus Schaper 1919/20 bakker Buorren 48

B-2710 Cornelis Groenveld 1919/20 smid Buorren 5

B-2765 Ate Zijlstra 1919/20 buschauffeur Hamsterpein 7

B-4192 Marten de Jong 1920/22 pompmaker Buorren 7

B-4909 Johannes Postema 1921 smid Buorren 28

B-5824 Pier Kramer 1922 schilder Kootstertille

B-5908 Gabe de Vries 1923 buschauffeur Lytse Wei 2

B-5992 Gerk Kazemier 1923 vrachtrijder Buorren 8

B-10122 Hendrik Schaper 1926 taxichauffeur Buorren 48

B-14439 Geert Hager 1929 rijwielhandelaar Lytse Wei 50

B-15613 Jelle Fokkes de Vries 1930 timmerman Gealstrjitte 3

B-16221 Alle van der Wal 1931 timmerman Buorren 19

B-16975 Anne Posthumus 1931 slager/kruidenier Buorren 26

B-18135 Bauke de Jong 1932 timmerman Sânnen 10

B-18255 Wytze Postmus 1932 timmerman Hamsterpein 12

B-4 Hendrik P. Sytsma (ov.schr.) 1932 boer Hamsterpein 2

B-19661 Rintje de Jong 1933 timmerman Buorren 15

B-21486 Sjoerd van Minnen 1935 boer Lytse Wei 36

B-22585 Rienk Postmus 1936 boer Tillewei 9

B-23454 Marten de Jong 1937 houtbewerker Buorren 7

B-1787 Geert Tuinstra (overgeschr.) 1937 taxirijder Sânnen 8

B-5933 Albert Zijlstra (overgeschr.) 1938 buschauffeur Hamsterpein 7

B-26444 Albert de Vries 1940 timmerman Kromelle 5

B-28159 Jasper Westra 1945 stratenmaker Ikkersreed 14

B-28473 Petrus Zijlstra 1945 boer Lytse Wei 32a

B-29708 Pieter Spinder 1946 manufacturier Buorren 56

B-31229 Jarig Wijma 1947 fouragehandelaar Buorren 6

B-33923 Louw Boksma 1948 kuikenbroederij Kromelle 4

B-35098 Fa. P. Fokkinga en Co. 1949 manufacturier Buorren 31

B-35206 Sake Hoogsteen 1949 eierhandelaar Pastorykamp 16

B-36702 Anton Nicolai 1949 schilder Gealstrjitte 5

B-37548 Jan A. Posthumus 1949 slager/kruidenier Buorren 26

B-38275 Egbert Renkema 1949 fabrieksarbeider Boskloane

B-38546 Tjomme Boksma 1949 poelier Ike Buorren 5

B-40449 Albert Pzn. Buma 1949 boer Tillewei 17

B-8616 Foppe van der Meer (ov.schr.) 1950 timmerman Tillewei 2

rijschoolhouder

Toen het verplichte rijbewijs werd ingevoerd, ontstond het beroep van rij-instructeur. De eerste rijschoolhouder in Drogeham was Klaas Krol (Boskloane 1a). In de zeventiger jaren is hij hiermee gestopt en werd hij melkboer. Zijn opvolger werd Roel Wagenaar, woonachtig aan de Gealstrjitte 7. Na hem kwam Eelke Storm als rijschoolhouder in Drogeham. Hij ging in het oude architectenhuis aan de Dykswâl 9 wonen.

garagehouder

Jan Postmus begon als eerste in Drogeham in het midden van de jaren zestig een garagebedrijf. Hij noemde z’n bedrijf DAB, wat Drogehamster Automobiel Bedrijf betekent. Enkele jaren later werd Sieds Tabak zijn compagnon. Tegenwoordig runt Jan de garage met zijn zoon, Jan Marten Postmus. De DAB is jarenlang dealer van Peugeot geweest. Tegenwoordig is het bedrijf Peugeot-specialist. Ook heeft de garage al vanaf het begin een benzinepomp; eerst van Fina, later van Total en tegenwoordig van Fire Zone. Verder heeft het bedrijf een aantal bergingsauto’s in bezit die ingezet worden bij ongelukken in deze regio. In de loop der jaren is het bedrijf steeds groter geworden. Toen poelier Tjomme Boksma er mee op hield, werd dit huis met schuur gekocht en bij de garage gevoegd. In de schuur is een wasserette gemaakt.

taxichauffeur

Hendrik Gerlofs Schaper woonde bij zijn broer, bakker Petrus Schaper, aan de Buorren 48 en had in de twintiger en dertiger jaren een taxibedrijf. Ook verhuurde hij wel auto’s. Geert Tuinstra begon in de veertiger jaren van de vorige eeuw een taxibedrijf aan de Sânnen 8. De taxichauffeurs hadden wel emplooi, want er waren in die tijd nog maar weinig mensen die een auto hadden. Tuinstra had ook een benzinepomp. Daarnaast verkocht en repareerde hij brommers en fietsen. In 1956 is hij naar Canada geëmigreerd en heeft hij z’n huis verkocht aan Gerlof Boksma. Van het bedrijf nam Boksma alleen de benzinepomp over. Eerst verkocht hij benzine van het merk Esso en later van BP.

Achter z’n huis bouwde hij stallen voor leghennen, waaruit hij z’n tweede bron van inkomen haalde.

Na zijn overlijden heeft schoonzoon, Cor Hamstra er weer een tweewielerzaak gevestigd. In de voormalige stallen staan nu maar liefst 2500 scooters en bromfietsen. Ook heeft hij een tweetal wielerzaken in Groningen. De benzinepomp heeft hij laten weghalen.

rijwielhandelaar

Postkantoorhouder Jan IJes de Vries jr. (Buorren 24) was tevens rijwielhandelaar en -hersteller. In 1907 vroeg hij in de Leeuwarder Courant een jongmaatje, eenigen tijd bij het vak geweest zijnde. In 1917 stopte hij met deze werkzaamheden. In de L.C. stond:

Eerstdaags zal publiek worden verkocht het in het midden van de buurt te Drogeham staand winkelhuis met werkplaats, waarin sedert geruimen tijd met veel succes de Rijwielaffaire is uitgeoefend, annex woonhuis en erf.

Een andere rijwielhandelaar was Hendrik Hoeksma. Hij was eerst in dienst bij zijn zwager, Kees

‘smid’ Groenveld, maar begon later een eigen zaak aan de Ike Buorren 4. Zijn zoon Romke Hoeksma heeft de zaak later overgenomen. Nadat smid Gauke Postema er mee op hield, heeft Romke de smederij gekocht en na een verbouwing zijn fietsenzaak er in gevestigd. Tevens had hij een winkel, waarin hij naast fietsen ook ijzerwaren verkocht. Later is het postkantoor er ook nog bij gekomen.

Aan het eind van de twintiger jaren en het begin van de dertiger jaren was Geert de Boer rijwielhandelaar. Hij woonde op de hoek van de Hamsherne en Mûntsegroppe, in een huis dat inmiddels afgebroken is.

Geert Hager had een rijwielzaak aan de Lytse Wei 50. Naast fietsen verkocht en herstelde hij ook brommers. In 1963 zijn zijn woning en winkel geheel uitgebrand. In de woning ging alles verloren en in de winkel gingen acht nieuwe bromfietsen en een tiental nieuwe fietsen in vlammen op. De heer Hager heeft de zaak opnieuw laten opbouwen en is tot 1980 met z’n werkzaamheden doorgegaan. In dat jaar is hij gestopt en heeft hij huis en winkel verkocht.

Diefstal

Terwijl het er in onze tijd op lijkt dat stelen van een fiets normaal is, was dat in vroegere tijd toch wel heel anders. Op een zitting in 1930 stond terecht: A. de H., 20 jaar, veldarbeider te Harkema-Opeinde, wegens diefstal van een rijwiel, toebehoorende aan K. de Jong te Drogeham. Geëischt 6 maanden gevangenisstraf en heden tot die straf veroordeeld.

Simon Hoeksma

GROENTEBOEREN, MELKBOEREN EN SLAGERS

  1. groentemannen

Hoeksma

In het verleden waren de mensen zelfvoorzienend op groentegebied. Alle burgers hadden een eigen tuin, waarin zij zelf groenten verbouwden. In de dertiger jaren van de vorige eeuw komen we de eerste groenteman in Drogeham tegen. Het was R.J. van der Merk. Blijkbaar had hij niet voldoende klandizie, want in 1937 werd hij failliet verklaard.

De volgende groenteman die we tegen komen was Fokke Hielkes Hoeksma (Hamsterfeart 2). Nadat hij eerst zandgraver was geweest, werd hij in de vijftiger jaren tuinder. In het begin vervoerde hij de groenten naar de veiling, maar de producten brachten daar te weinig op. Vandaar dat hij besloot de groenten zelf uit te venten. En zoals Hoeksma in een interview in de Leeuwarder Courant zei: ‘Jo moasten by de forname lju wêze, hwant de arbeiders kochten gjin griente’. De arbeiders verbouwden de groenten dus nog steeds zelf. In het begin ging hij er met de hondenkar op uit en later met de bakfiets. Het is een keer voor gekomen dat de bouvier stond te wachten om te vertrekken, toen er een andere hond aan kwam. Het viel te raden wat er gebeurde, de bouvier van Hoeksma zou achter de andere hond aan rennen, maar raakte met kar en al in de Hamsterfeart. Het venten zal dit dag wel niet door zijn gegaan. Enkele jaren later kwam er ook nog een winkel bij die verzorgd werd door zijn vrouw Froukje Zijlstra. Deze werd later verplaatst naar de Buorren 38. De winkel is in de zestiger jaren overgenomen door Jan Fokkinga en weer later door Douwe Tichelaar die de winkel met woonhuis in 1969 te koop aanbood.

  1. melkboeren

Hoekstra, Vries, Wagenaar, Hoekstra

Door de komst van melkfabrieken aan het begin van de 20e eeuw kwamen er nieuwe beroepen. Een van die beroepen was melkboer. De melkboeren haalden hun producten bij de zuivelfabrieken vandaan en gingen ze daarna uitventen. De eerste melkventer die we in Drogeham tegen komen was Goitzen Hoekstra. In 1932 werd hij echter failliet verklaard. Een volgende melkboer was Sip Krol van deTsjerke Buorren 6. Hierna kwam Klaas Hoekstra van de Kromelle 3 en daarna Auke Ritskes Vries. Hij woonde aan de Lytse Wei, in de buurt van de Slotstrjitte. Zijn zwager, Freerk Wagenaar heeft de zaak ook nog een tijdje waargenomen. In het begin ging de melkboer met de hondenkar bij de huizen langs. Later werd de hond vervangen door een paard. De melk zat in bussen waar een kraantje aan zat. De klanten moesten met een pannetje of kan naar de melkwagen komen, waar de melk uit het kraantje werd getapt. Pas later kwamen er flessen.

Miedema, Krol, Sikkema

De volgende melkboer die we tegen komen was Jitse Miedema. Hij woonde aan de Buorren 57 en ging met zijn rijdende winkel door het dorp. Hij verkocht niet alleen melk, maar ook melkproducten als yoghurt, karnemelk, boter en kaas en verder vlees, eieren en frisdranken. Hij was aangesloten bij de S.R.V. (Samen Rationeel Verkopen). Zijn vrouw Griet Volbeda stond in de winkel. Na zijn overlijden in 1974 is de zaak overgenomen door Klaas en Sappie Krol-Brouwer. De winkel werd verplaatst naar de Boskloane 1b. Het assortiment van de melkboer werd in de loop der jaren steeds uitgebreider en de auto ging steeds meer op een rijdende supermarkt lijken. In 1992 namen Gooi en Sjoukje Sikkema-de Vries het bedrijf over. Zij wonen aan de Sânnen 6 en venten niet alleen in Drogeham, maar ook in omringende dorpen. De naam SRV bestaat inmiddels niet meer en is veranderd in Springer.

  1. slagers

In 1749 was er nog geen aparte slager in Drogeham. Zo’n 80 jaar later, in 1830 was de situatie geheel anders, want toen woonden er maar liefst 6 slagers in ons dorp. Zo waren onder andere Harrit Jans Kootstra slager aan de Tsjerke Buorren 14, Johannes Fokkes Hoeksma aan de Buorren 33 en Hendrik Theunis Rinzema aan de Buorren 34. Vanaf 1840 was Albert Hendriks Postmus slager aan de Kromelle 1 en Jan Harrits Kootstra aan het Tsjerkepaed 3.

Van der Wal

Een echt slagersgeslacht was de familie Van der Wal. Metske Alles van der Wal was rond 1830 slager aan de Tsjerke Buorren 2. Zijn zoon, Pier Metskes van der Wal werd omstreeks 1860 ook slager en bouwde een huis aan de Tillewei 26. Diens zoon, Andries Piers van der Wal werd ook weer slager en bouwde rond 1910 een huis aan de Buorren 53. Later was zijn broer Alle hier slager. Weer later is de slagerij overgenomen door Klaas Kramer. Hij heeft hier tot 1966 gewoond en gewerkt, want toen bood hij de slagerij te koop aan.

Er werd vroeger ook wel eens illegaal geslacht. In 1918 stond in de krant:

De chef-veldwachter A. Schepel te Surhuisterveen en de rijksveldwachter C. Veenstra te Kootstertille verbaliseerden heden den landbouwer M.M. en den slager A.W. aldaar, wegens het clandestien slachten van een schaap ten huize van eerstgenoemde. Tijdens het onderzoek bij vermelden landbouwer trachtte diens vrouw ongemerkt het in den kelder aanwezige vleesch en vet over te brengen naar een sloot achter de woning. Ze werd echter op heeterdaad betrapt. Vleesch en vet werden in beslag genomen.

Posthumus

Anne Minnes Posthumus kocht in 1900 voor fl. 1.400,00 de winkel van Alle Feyes van der Wal aan de Buorren 26. Enige jaren eerder, in 1896 was hij hier al begonnen met een slagerij. Later werd de slagerij uitgebreid met kruidenierswaren. Na Anne werd zijn zoon Jan slager en kruidenier en daarna namen diens zonen de winkel over. Anne kreeg de leiding over de slagerij en Jan over de rest van de winkel. In 2007 is Anne met z’n slagerszaak gestopt. In de winkel wordt nu voorverpakt vlees verkocht.

Kamminga

Een ander slagersgeslacht was dat van de Kamminga’s. Vader Abele Gosses Kamminga bouwde een huis aan de Buorren 33 en startte hier een slagerij. Na hem kwam zijn zoon Gosse in de zaak; hij werd later kruidenier aan de Buorren 21. Weer later is hij een noodslachting begonnen in Surhuisterveen.

De Vleeshouwer

Vroeger werd een slager ook wel slachter of vleeshouwer genoemd. De slager slachtte niet thuis, maar ging naar de boeren toe om daar koeien en ander vee te slachten. Ook kwam de slager bij de burgers, die veelal een vleesvarken hadden. De mensen kochten hun vlees niet in de winkel, maar de slager ging zelf bij de huizen langs om het vlees te verkopen. Het vlees werd uitgevent met paard en wagen en later ook wel op een bakfiets. Omdat het slachten bij de mensen thuis meestal in de open lucht gebeurde en de hygiëne ver te zoeken was, werd het op een gegeven moment verplicht de dieren bij de slager zelf, in de slachtplaats te slachten. Tegenwoordig worden de meeste dieren in grote slachterijen geslacht; in de slagerij worden de geslachte dieren dan verder tot vleesproducten verwerkt die vervolgens worden verkocht in de winkel. Naast slagersproducten worden in de tegenwoordige slagerijen ook veel kant-en-klare producten als salades verkocht.

Simon Hoeksma

KRUIDENIERs

In vroegere tijd werd de kruidenier ook vaak koopman genoemd. Later werd ook de naam grutter gebruikt. In de loop der eeuwen is de kruidenierszaak uitgegroeid van zelfbedieningszaak tot supermarkt.

Van der Wal, Posthumus

Op de Buorren 26 is al eeuwenlang een winkel gevestigd. In 1830 woonde er Symen Alles van der Wal. Zijn beroepsomschrijving was koopman. In 1880 nam zijn schoonzoon Alle Feijes van der Wal het bedrijf over. Hij gaf als beroep boer op, maar was daarnaast ook winkelier. Vervolgens was zijn zoon Feije Alles van der Wal hier werkzaam. Hij was onder andere kaaskoopman. In 1900 kocht Anne Minnes Posthumus voor fl. 1.400,00 huis, erf, schuur en grond van Alle Feijes van der Wal.

Vier jaar eerder was hij in dit pand begonnen met een slagerij. Later werd dit uitgebreid met kruidenierswaren en tegenwoordig is het een moderne supermarkt waar de vierde generatie Posthumus werkzaam is. Na Anne Minnes nam zijn zoon Jan Annes Posthumus de zaak over. Jans’ hoofdtaak was het bemannen van de kassa. De andere kassa was het domein van zijn vrouw, Grietje Jansma. Service stond bij Jan hoog in het vaandel, bij hem was nooit nee te koop. Had een klant een artikel nodig, dat niet in het winkelassortiment aanwezig was, dan zorgde Jan ervoor dat dit alsnog in z’n winkel kwam te liggen. Na z’n pensionering hebben zijn zonen Anne en Jan de winkel overgenomen; Jan de supermarktafdeling en Anne de slagerij. Jans’ vrouw, Grietje Hebels kreeg de groenteafdeling onder haar beheer en Anne’s vrouw, Goke Baron assisteerde in de slagerij. Tegenwoordig wordt de zaak mede gerund door Jans’ dochter Alian en haar echtgenoot Richard Azier.

Van der Wal, van der Hoek, Ten Brug

Aan de Buorren 27 was ook een winkelier gevestigd uit het Van der Wal-geslacht. In 1830 woonde Feije Alles van der Wal hier en noemde zich koopman. In 1840 was hij verhuisd naar de Buorren 35 en noemde zich toen winkelier. De zaak aan de Buorren 27 was toen overgenomen door Sytze Sytzes van der Hoek die getrouwd was met een dochter van Feije Alles, nl. Beitske Alles van der Wal. Zij zijn tot ongeveer 1880 hier actief geweest. Daarna had Goitzen Wiggeles Veltman hier een schoenmakerij. Toen Veltman was overleden, maakte zijn weduwe, Trijntje Freerks Hoeksma er weer een winkel van. Later had Sije ten Brug hier een winkel. In 1920 bood hij het geheel in de Leeuwarder Courant te koop aan: Een voor vele doeleinden geschikt WINKELHUIS, waarin thans kruidenierswinkel, bevattende kamer, kamertje en ruimen winkel met erf en bleek.

De gezusters Van der Wal

Simon Alles van der Wal, een kleinzoon van Symen Alles van der Wal van de Buorren 26 startte een zaak aan de Ike Buorren 5. Later werd deze winkel overgenomen door zijn dochters, Froukje en Hitje en zijn kleinzoon Simon van der Wal. De beide zusters hadden ook een naaischool, waar ze naailes gaven aan meisjes uit Drogeham. Simon was tevens kassier van de Christelijke Coöperatieve Spaarbank ‘Eigen Haard’. Door de noodzaak van schaalvergroting is deze bank eerst opgegaan in de Bondsspaarbank en later in de SNS-bank. Ook was Simon jarenlang organist in de hervormde kerk. De winkel werd later verplaatst naar de overkant van de weg, naar de Ike Buorren 6. In 1939 lieten de beide zusters zich inschrijven in het Handelsregister. Volgens het register verkochten ze toen kruidenierswaren, garen en band.

Van Minnen, Kalsbeek

In 1925 werd te koop aangeboden:

Op den mooisten stand te Drogeham: WINKEL met GROOT pakhuis, waarin gevestigd is handel in huishoudelijke artikelen en kruidenierswaren. Voor ernstige koopers boeken ter inzage. Door den mooien stand en veel ruimte zeer geschikt voor uitbreiding, bij voorbeeld: manufacturen, verlof, auto-onderneming, timmerzaak enz., enz. Te bevragen bij Faber, Drogeham.

De winkel werd gekocht door Hendrik Johannes van Minnen, zoon van timmerman Johannes Atzes van Minnen. De zaak werd later overgenomen door zijn schoonzoon Marten Jelles Kalsbeek (getrouwd met Sjoukje Hendriks van Minnen). Diens zoon, Jelle heeft de zaak daarna nog een aantal jaren gerund.

Auto rijdt winkel binnen

De vorige keer ging het onder andere over de winkel van de familie Kalsbeek. In 1972 raakte deze karakteristieke winkel zwaar beschadigd en moest er een nieuw pand neer gezet worden. In de Leeuwarder Courant stond het volgende bericht: In de nacht van zondag op maandag omstreeks half vier is een personenauto met hoge snelheid de winkel van de heer Jelle Kalsbeek aan de Buorren binnen gereden. De wagen die uit de richting Harkema kwam, werd bestuur door de 24-jarige vrachtautochauffeur W.O. uit Kootstertille. Hij reed in de bocht bij café De Ham rechtdoor. De wagen schoot door de grote etalageruiten en het ongeveer een halve meter hoge muurtje er onder, baande zich dwars door stellages, de kassa en een vrieskast een weg door de winkel en kwam midden in de winkelruimte tot stilstand. De gevel van het pand kwam geheel scheef te hangen en de voorraad goederen werd voor een deel vernield. De heer Kalsbeek heeft een winkel in huishoudelijke artikelen en kruidenierswaren.

De heer Kalsbeek schatte maandagavond de schade op ongeveer een ton. ‘It wie in bêste dreun. It wie of smieten se in bom yn’e hûs. Mar ik hie fuort wol yn’e gaten hwat it wie’, aldus de heer Kalsbeek,die direkt naar de winkel liep en daar de chauffeur nog in de auto aantrof. ‘My mankearret neat. Belje de plysje mar hwant it is myn skuld’, zei O., die enkele schrammen opliep.De auto kon wegens het gevaar van instorten nog niet uit de winkel worden verwijderd. Het pand zal eerst voldoende gestut moeten worden om het beschadigde voertuig er uit te kunnen slepen. De heer Kalsbeek zal de winkel in de schuur naast het zwaar beschadigde pand voortzetten.

Zandstra, Wagenaar, Visser

Aan de Tsjerke Buorren 15 hebben ook diverse winkeliers gewoond. Rond 1810 Jochum Roels Zandstra, omstreeks 1850 Oebele Martens Wagenaar en rond 1925 Siebe Jakobs Visser en later zijn zoon Jakob Siebes Visser.

Hoeksma, De Vries, De Jong

Douwe Johannes de Vries uit Oostermeer trouwde met Marijke Jochums Zandstra uit Drogeham. Zijn zoon Johannes en schoondochter Ytje Zijlstra (Johannes-Ytsje) startten een kruidenierszaak aan de Buorren 11, nadat eerst Baukje (‘Baaye’) Libbes Adema (weduwe van Pieter Gaukes Hoeksma) hier een winkel had gehad. Met grote boodschaptassen aan het fietsstuur bezorgde De Vries in weer en wind de kruidenierswaren bij de klanten thuis. Enkele huizen verderop, aan de Buorren 15 hadden weduwe Klaas de Jong (Trijntje Henstra) en later Trijntje de Jong-Postmus (Rintsje-Trien) een kruidenierszaak.

Nog meer kruideniers

Gosse Kamminga begon in de zestiger jaren een kruidenierszaak in het oude hervormde schoolhuis aan de Buorren 21. Later hebben achtereenvolgens Geert van Wieren en Hedzer Hooyenga de zaak in handen gehad. Oeds de Meer begon een zaak aan de Lytse Wei 31. Eize Alma had er later een koffiebar. Tegenwoordig is het een café. Hiermee zijn nog niet alle winkels uit de eerste helft van de vorige eeuw genoemd. Te denken valt nog aan de kruidenierszaken van Jan Deelstra aan de Buorren 20, Hiltje Zandstra in het niet meer bestaande huis aan de Buorren 25, Sijke Veensta aan de Sânnen 25, Bareld Helder aan de Sânnen 11 en Jan Andries Siezenga aan de Buorren 43. In 1928 moest laatstgenoemde de zaak wegens ziekte weer verkopen. Berend Pieters Hamstra had rond 1850 een winkel aan de Kromelle 2. Omstreeks 1880 was Johannes Arends Stuiveling hier winkelier en rond 1920 Klaas Jetzes van der Veen. Oebele Klazes Gorter had van 1860 tot ongeveer 1910 een grutterij aan de Sânnen 23. Een grutter verkocht vooral graanproducten, zoals meel, gort en rijst; daarnaast waren er echter vaak ook andere producten te koop.

Herberg en winkelier

De combinatie van herberg/tapperij en winkel kwam ook meermalen voor. In herberg de Cromelleboog werden in de 18e eeuw ‘grutterij- en koloniale waren’ verkocht. Sjoerd Andries Boersma was in de tweede helft van de 19e eeuw naast winkelier ook tapper. Hij woonde aan het Tsjerkepaed 4 en verkocht o.a. Lofodinsche levertraan; dit was een gezondheidsbevorderende visolie die bereid werd op het Noorse eiland Lofodin. S. Draisma van Valkenburg, apotheker te Leeuwarden bracht deze levertraan in de handel en regelmatig werd er reclame voor gemaakt in de Leeuwarder Courant, waar dan alle depothouders werden vermeld die deze levertraan te koop hadden. Anne Haantjes Veenstra had naast een tapperij ook een winkel en wel aan de Hamsherne 5. Later was Willem Hoogsteen hier koopman en weer later had Hendrik Velda hier een winkel.

Van kruidenier tot supermarkt

De supermarkten met zelfbediening van tegenwoordig bestonden vroeger niet. In het verleden had je kleine winkeltjes, die vaak niet groter waren dan een huiskamer, waar je door iemand van achter de toonbank bediend werd. Daarnaast gingen de winkeliers ook zelf op stap om de boodschappen bij de mensen thuis te bezorgen. De huidige supermarkten zijn vaak begonnen als kruideniers. Door de handel met Indië in de 17e eeuw kwamen er specerijen en kruiden in Nederland terecht. Zo ontstonden er winkeltjes met koffie, thee, kaneel, nootmuskaat, enzovoort. Later werd het assortiment uitgebreid met andere producten als suiker, bonen, rijst, snoep, koekjes en gebruiksartikelen als wasmiddelen.

Vanaf de jaren ’50 van de vorige eeuw kwamen er zelfbedieningswinkels, de klant mocht de goederen zelf uit de schappen halen. De meeste winkeliers kochten hun producten in bij een grossier. Zo was in Drogeham Geert van Wieren aangesloten bij Kroon, Johannes de Vries bij Spar, Rintje de Jong en Marten Kalsbeek bij Klimop en Jan Posthumus bij VéGé. Weer later groeide de zelfbedieningszaak uit tot een supermarkt. Naast ‘droge’ levensmiddelen werden er ook verse levensmiddelen als brood, zuivel, groente, fruit en vlees verkocht. De kleine grossiers zijn allemaal verdwenen of opgegaan in een groter concern. Zo is de VéGé van Posthumus eerst veranderd in een Super-winkel en later in een Spar-winkel.

Simon Hoeksma

HISTORIE VAN DROGEHAM

De post

De eerste postkantoorhouder die wij in Drogeham tegen komen is Jan IJes de Vries in 1880. Hij woonde aan de Buorren 24 en z’n beroep werd omschreven als brievengaarder. In 1902 werd hij opgevolgd door zijn achterneef die dezelfde naam had als hij, Jan IJes de Vries. Jan IJes senior had een nieuw huis laten bouwen aan de Buorren 66. In de krant stond: Jan IJ. de Vries, ex-brieven-gaarder zal aanbesteden het bouwen van een burgerhuis met hok op een nieuw terrein te Drogeham. Jan IJes junior was tevens fietsenmaker. Hijs is postkantoorhouder gebleven tot 1917, want toen stond in de krant: Aan den heer J.IJ. de Vries, brievengaarder te Drogeham, is als zoodanig op zijn verzoek eervol ontslag verleend, met ingang van 1 juni e.k. Als nieuwe postkantoorhouder werd Jan Tjerk Bosma benoemd. Hij woonde op de hoek van de Sânnen en de Boskloane.

postbodes

In 1928 woonden er maar liefst 5 postbodes in Drogeham: Tamme Hansma (Sânnen 1), Hendrik van der Wal (Sânnen 5; later woonde hij aan de Buorren 25), Sipke van der Wal (Sânnen 25), Luitzen Durks van der Molen (Buorren 38) en Pieter Jelles Hamstra (Buorren 46). In 1948 werd Jelte Kramer postkantoorhouder. Hij woonde aan de Buorren 43. Aan de brievenbus aan dit huis is nog steeds te zien dat dit vroeger het postkantoor was. Na deze functie bijna 20 jaar in Drogeham vervuld te hebben, aanvaardde hij dezelfde functie in Kootstertille. In 1967 stond in de Leeuwarder Courant: te koop aangeboden door Jelte Kramer burgerhuis met groot kantoor, Buorren 43. Na hem werd mevrouw Minke Schaper-Volkers, Buorren 48, postkantoorhouder. De laatste postkantoorhouders waren Romke en Koos Hoeksma-Riedstra aan de Buorren 30. Tegenwoordig is er een servicepunt in de Spar-winkel van de familie Posthumus. Enkele postbodes uit de tweede helft van de vorige eeuw waren Jan Bakker, Tjibbe Bakker, Sjouke Hiemstra, Tjalling Beiboer, Piet de Vries en Andries Poortman.

Van Postwet naar TNT

In de Franse tijd, in 1799, zijn de posterijen een nationale onderneming geworden. Daarvoor waren uiteenlopende organisaties en personen betrokken bij de postbezorging. In 1807 werd de Postwet aangenomen. Deze wet regelde het staatsmonopolie op het verzamelen, vervoeren en uitreiken van brieven. Bovendien golden vanaf die tijd in het hele land dezelfde tarieven gebaseerd op gewicht en afstand. De post werd vervoerd met de postkoets en werd bezorgd in een herberg, waar de mensen de post konden afhalen. Bij aankomst van de postkoets werd er op de posthoorn geblazen, zodat de dorpelingen wisten dat de postkoets aangekomen was. In 1852 deed de postzegel z’n intrede. Dat betekende dat de verzender voor het versturen van de post moest betalen. Daarvoor moest de ontvanger voor het verzenden betalen. De postbode kwam aan de deur en de geadresseerde kon de post niet eerder in ontvangst nemen nadat hij betaald had. Eind 19e eeuw werden posterijen , telegrafie en telefonie één bedrijf, dat in 1915 de naam van PTT (Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie) kreeg. Post werd in die tijd viermaal daags bezorgd. Later is dit fasegewijs terug gebracht tot eenmaal per dag. In 1977 deed de postcode z’n intrede. In 1989 werd het bedrijf verzelfstandigd en kreeg het de naam KPN (Koninklijke PTT Nederland). In 1998 werd het bedrijf gesplitst in PTT Post en PTT Telecom. Inmiddels had PTT Post het Australische bedrijf TNT overgenomen en werd de naam van PTT Post veranderd in TPG (TNT Post Groep). In 2006 is de naam veranderd in TNT Post. De Postkantoren waren reed in 1993 een zelfstandige onderneming geworden en ondergebracht in een B.V. Langzamerhand worden alle postkantoren opgeheven en blijven er alleen nog postagentschappen en servicepunten in een winkel over.

Simon Hoeksma HORECA (1) DE VERGULDE WAGEN

De oudste herberg van Drogeham was de herberg aan de Buorren 39. In de 19e eeuw werd deze herberg ‘De Gouden Wagen’ genoemd en later ‘Het Vergulde Wagentje’. In 1744 waren Pyter Jacobs en Froukje Sapes herbergier. Waarschijnlijk woonden zij in dit pand. Later was Jetske Harrits hier herbergierse. In 1771 werd Bote Jans de kastelein. Zo nu dan organiseerde hij een harddraverij waar ‘wagengereiden’ (paardentuigen) waren te winnen. Zo stond in 1778 in de krant:

Met permissie van de Edele Wel Geboren Heere D.B. van Haersma, grietman over Agtkarspelen, zal Bote Jans castelein in de Drogeham, des daags na de markt zynde den 1 October 1778 in de Drogeham laaten Verharddraven twee extra mooye Wagen-gereiden.

Johannes Eerds was in 1794 herbergier. Hij werd rond 1800 opgevolgd door Sytze Hendriks Jager. Hij was naast herbergier ook boer. Rond 1840 werd de herberg overgenomen door zijn zoon, Johannes Sytzes Jager en in 1843 door Hendrik Sytzes Jager en Antje Jans Wijma. In 1890 komt Jacob Wybrens Wijma in de herberg. Hij was een tantezegger van Antje Jans Wijma. Jacob Wybrens Wijma was niet alleen herbergier, maar ook graankoopman en winkelier. Hij verkocht boter, boekweit, hennepzaad en aardappelen. In 1904 werd de herberg te koop aangeboden:

Uit de hand TE KOOP eene HERBERG met ruime STALLING. Te bevragen bij de Eigenares de Wed. J. Wijma te Drogeham.

Concurrent Oene Pieters Bosma kocht de herberg. Vier jaar lang bleef hij eigenaar, want in 1908 verkocht hij, getuige een advertentie in de L.C.:

een HUIS met erf en grond in de buurt te Drogeham, waarin vroeger herberg van de familie Wijma.

Het pand was dus geen herberg meer. Jan Yjes de Vries werd voor fl. 1.318,00 de nieuwe eigenaar en verkocht het twee jaar later voor fl. 1.650,00 door aan Jacobus Johannes Dalstra, die hier een timmerzaak vestigde.

CAFÉ ‘DE HAM’

Het begin van Café ‘De Ham’ ligt rond 1800. Albert Harrits Boonstra was hier toen herbergier. Naast herbergier was hij ook nog schilder. Zijn zoon Harrit Alberts Boonstra nam in 1825, nadat zijn beide ouders waren overleden, de zaak over. Omstreeks 1870 kwam Freerk Jans Oosterbaan als kastelein in het logement. Naast herbergier was hij ook nog smid. Hij noemde het café ‘Het blauwe paard’. In 1896 verkocht hij huis, doorreed, erf en tuin voor fl. 2.500,00 aan Oene Pieters Bosma. Bosma heeft het café 24 jaar lang in handen gehad. In zijn tijd, rond 1900 heeft hij een nieuw café laten bouwen; het gebouw dat er nu nog steeds staat. In 1920 zette hij een advertentie in de krant:

Uit de hand TE KOOP een neringrijk café met logement, bevattende gelagkamers, met logeerkamers, bovenzaal, woonkamer, keuken, doorreed, stalling met groot hok en erf, in de buurt te Drogeham. Eenigste vergunning in ’t dorp en door zijne ligging in’t centrum der gemeente, veel gebruikt voor vergaderingen en verkoopingen. Aanvaarding 1 of 12 Mei 1920.

Jacob Yjes de Vries koopt het café voor fl. 11.000,00. Na hem heeft zijn dochter Freerkje de Vries de zaak gerund. In 1925 verkocht Freerkje het café voor fl. 14.000,00 aan Sytze Louws Beerstra uit Veenklooster. Hij noemde zich caféhouder en bierbottelaar (iemand die bier in flessen verkoopt).

In de vijftiger jaren was Jarig Bijlsma caféhouder in café De Ham. Daarna kwam Marinus Veenstra in de zaak. In 1963 vroeg hij in de krant een net DIENSTMEISJE voor dag of dag en nacht. Leeftijd boven 18 jaar. De volgende eigenaars waren Wobbe en Sjut Bouma. Hierna zat er een K. Zijlstra in het café en begin zeventiger jaren werden Henk en Alie van Houwelingen de uitbaters. De familie Van Houwelingen werd opgevolgd door Jan ter Braak. Omstreeks 1980 werden Eize en Boukje Alma de exploitanten. Zij maakten van het café-restaurant een hotel en verbouwden de bovenzaal tot hotelkamers. Omdat de keuken van het echtpaar Alma goed bekend stond, werden er in die tijd veel maaltijden geleverd aan bedrijven in Kootstertille. In 1997 kwam Pietje Pruis-Nicolai in het hotel-café-restau-rant. Herbergen Herbergen waren meestal gevestigd op plaatsen waar veel reizigers langs kwamen. Vaak stonden ze in het centrum van het dorp of op een kruising van wegen en/of waterwegen. Meestal waren er bij de herberg ook stallen voor de paarden van ruiters en (post)koetsen. Een stal waar men met koets en al naar binnen kon rijden werd een doorreed genoemd. Een herberg bestond in de eerste plaats uit een gelagkamer, waar gegeten en gedronken kon worden. Soms was de gelagkamer tevens de woonkamer van het herbergiersgezin. Daarnaast was er meestal een gemeenschappelijke slaapkamer voor de gasten. Eertijds vonden er veel publieke verkopingen van onroerend goed in de herbergen plaats. Ook vergaderingen vonden veel plaats in de herberg. Vaak waren herbergen de enige gebouwen in een dorp waar grote groepen bijelkaar konden komen.

Simon Hoeksma

HORECA (2)

De Cromelleboog

In de bocht van de Kromelle stond vroeger herberg ‘De Cromelleboog’. De herberg was eigendom van de diaconie van Drogeham en Harkema-Opeinde. In 1750 was Jan Hylkes hier herbergier. Daarna kwamen Waatze Symens en Fokje Teakes in de uitspanning. Zij waren naast herbergier ook nog koemelker en winkelier. In 1785 moesten ze fl. 33,00 per jaar als huur aan de diaconie betalen. In 1830 woonde Jan Wiechers van Dijk in de herberg. Hij was getrouwd met Houkje Waatzes Nicolai, een dochter van Waatze Symens en Fokje Teakes. Het beroep van Jan Wiechers werd omschreven als arbeider, dus de herberg zal wel een neveninkomst zijn geweest. Na zijn overlijden bleef zijn vrouw hier wonen en noemde zich tapperse. Rond 1870 waren Andries Theunis Alting en Maaike Jans van Dijk (dochter van Jan Wiechers en Houkje Waatzes) in de herberg woonachtig. Daarna waren er een aantal kortstondige huurders. Omstreeks 1900 waren Wieger Klazes van der Veen en Hendrikje Wopkes Hoekstra de huurders. Daarmee bleven de huurders in dezelfde familie, want Wieger was een oudtantezegger van Maaike Jans van Dijk.

Wieger had een uithangbord aan het café gehangen met daarop de naam ‘De Cromelleboog’. Z’n buurman Geert Hatto bedacht daarop de uitdrukking: ‘Ziet omhoog, hier heb je de Cromelleboog’. In 1932 heeft de diaconie de herberg verkocht voor fl. 881,00 aan Klaas Adams Hoekstra. Hij was getrouwd met Antje Wiegers van der Veen, een dochter van Wieger Klazes van der Veen. In 1964 is de oude herberg afgebroken. Het bleek toen dat de binnenmuren helemaal van ‘âlde friezen’ waren opgebouwd. Wellicht waren deze ‘âlde friezen’, ook wel bakstenen of kloostermoppen genoemd, afkomstig van het klooster of het oude kerkje van Harkema-Opeinde. Antsje heeft er daarna nog jarenlang een stil kroegje gehad.

Herberg aan het Tsjerkepaed

Sjoerd Andries Boersma en Hylkje Romkes Laanstra hebben 50 jaar lang een tapperij en winkel aan het Tsjerkepaed 4 gehad. In 1897 wordt de boel te koop aangeboden:

Een HUIZINGE, waarin Herberg met vergunning, hetwelk meer dan 50 jaar een bestaan heeft opgeleverd, HOK, Erf en Grond, in de Buurt te Drogeham. Eigen aan de Erven Sjoerd Andries Boersma.

De huizinge en herberg werden voor fl. 967,00 gekocht door schoonzoon Tamme van der Woude (getrouwd met Grietje Boersma).Er werd boelgoed gehouden. In de krant stond:

Notaris Landmeter zal Maandag 31 Mei 1897, ’s nam. 1 uur, ten sterfhuize van de Wed. S.A. Boersma, verkoopen: MEUBILAIR, als: 2 kabinetten, secretaire, klok, spiegel, kachels, tafels, stoelen, glas-, ijzer- en aardewerk, 2 melke schapen, kippen, winkelgereedschappen, aardappelen, taptafels en banken enz.

Van der Woude zette de tapperij niet voort. In 1919 bood hij het pand weer te koop aan: een flink woonhuis met erf midden in de buurt. Later had Hedzer van Houten hier zijn turfhandel.

Tapperij in de Hamsherne

Aan de Hamsherne 5 was aan het eind van de 19e eeuw ook een tapperij. Tapper was Anne Haantjes Veenstra. Veenstra was niet alleen tapper, maar daarnaast ook nog winkelier. Daar er in die tijd veel drankmisbruik voor kwam met alle gevolgen van dien (vechtpartijen, armoede), ging de gemeente Achtkarspelen over op een ‘uitsterfconstructie’. Bij overlijden of verhuizing verviel de vergunning. Dat zal de reden geweest zijn dat deze kroeg is verdwenen.

Tapperijen

In 1860 waren er in Achtkarspelen maar liefst 123 adressen waar sterke drank verkocht werd. Er was in die tijd nog geen vergunning nodig. Wel moest er jaarlijks een patentrecht van fl. 20,00 aan de gemeente betaald worden. Bleef men in gebreke om dit bedrag te voldoen, dan volgde onherroepelijk een verbod om te tappen. Meestal was de tapperij een bijverdienste. De meeste tappers hadden ook nog een ander beroep, zoals bijvoorbeeld winkelier. In 1881 trad de Drankwet in werking, iedereen die sterke drank wilde verkopen, moest een vergunning aanvragen. Na het inwerkingtreden van deze drankwet, bleek dat er nog 78 tapperijen waren. Deze tapperijen stonden in:

				  Augustinusga                                9

				  Buitenpost                                   11

				  Boelenslaan                                  2

				  Drogeham                                       3

				  Gerkesklooster                           2

				  Harkema-Opeinde

				  (Kromelle)                                        1

   Kooten                                      10

   Rottevalle                                2

   Stroobos                                    3

   Surhuisterveen                   17

   Surhuizum                                6

   Twijzel                                         9

   Twijzelerheide                      3

Café-bar ‘’t Slotstee’

Eize Alma begon in de zestiger jaren van de vorige eeuw een, zoals het toen genoemd werd, koffiebar aan de Lytse Wei. Voorheen was hier kruidenier Oeds de Meer gevestigd en daarvoor slager Andries Westra. Hij noemde het café naar de plaats (het stee) waar vroeger het slot van de Van Haersma’s had gestaan. In de zeventiger jaar werd het café overgenomen door Harm Hamminga. Vervolgens werd Eize Alma wederom eigenaar van ‘t Slotstee, terwijl hij tevens werkzaam bleef in Café De Ham. Daarna kwam Yoko Edens er in. In die tijd was er regelmatig disco in het café. Na ongeveer vijf jaar heeft hij ‘t Slotstee verkocht aan Peter Laagland, die nu al weer heel wat jaren in dit café zijn brood verdiend.

Snackbar ‘It Koetshûs’ en ‘D’Alde Boek’

Voordat Eize Alma een café begon had hij een snackbar achter het huis van bakkerij Hoeksma aan het pad naar de voetbalvelden. Romke en Trien Hoeksma hebben deze zaak later overgenomen. De snackbar was gevestigd in een houten hok. De Hoeksma’s zelf woonden in een van de bungalows aan de Boskloane. Na enkele jaren werd de snackbar verplaats naar de Buorren 10a, in het huis waar Romkes vader, Fokke Hoeksma woonde. Daar de snackbar in het voormalige koetshuis gevestigd werd, kreeg de gelegenheid de naam ‘It Koetshûs’. In de negentiger jaren heeft oomzegger Jan Postmus de zaak overgenomen. Toen zijn vader Marten ophield met de schoenenzaak, werd de snackbar overgeplaatst naar de voormalige schoenenwinkel, waardoor er ook ruimte kwam om zitjes in de zaak te plaatsen. De naam werd veranderd in Snackbar ‘D’Âlde Boek’, verwijzend naar de mooie beukenboom die er naast staat. Tegenwoordig wordt het Kwalitaria ‘D’Âlde Boek’ genoemd.

Pizzeria Adriano

In de negentiger jaren van de vorige eeuw kwam in de oostelijke helft van de voormalige radio- en televisiezaak van Sjoerd Laagland een pizzeria. De pizzeria is vooral een afhaalrestaurant. Veel mensen doen een bestelling, waarna de pizza door een pizzakoerier op een brommer wordt thuisbezorgd. De zaak is vijf dagen per week geopend en lijkt in een behoefte te voorzien.

Simon Hoeksma KAPPERS

chirugijns, barbiers en kappers

Een barbier hield zich vroeger bezig met het scheren, knippen en verzorgen van baarden en snorren. Tevens was hij vaak herenkapper. In de middeleeuwen omvatte het werkterrein van de barbier ook dat van de chirurgijn, een soort tandarts en geneesheer. Het kiezen trekken en aderlaten waren de meest voorkomende behandelingen. Aderlaten was het onttrekken van bloed uit een ader. De veronderstelling daarbij was dat dit een middel was om een ziekte of kwaal te verhelpen.

De eerste chirurgijn (medische behandelaar) die we in Drogeham tegen komen was Dirk van Dalsen. Hij woonde rond 1750 in Drogeham. In 1840 was Sjoerd Geerts Wijma barbier aan de Buorren 47 en in 1880 was Pieter Geerts van der Wal barbier aan het Tsjerkepaed 3.

In 1928 stond de volgende advertentie in de krant: Voor direct gevraagd TWEEDE BEDIENDE, goed kunnende scheren en haarsnijden, intern, bij K. de Bruin, kapper, Drogeham. Geen aanbieding op zondag. Karst Gerlofs de Bruin was kapper aan de Buorren 36. Na hem was Gerrit Strikwerda hier kapper. In de Leeuwarder Courant stond in 1930 de volgende advertentie: Gevraagd op 1 of 12 mei a.s. een nette BEDIENDE, beslist goed kunnende knippen en scheren. (Intern). Daarna was Pieter Brouwer hier kapper. Hij is er in de zestiger jaren van de vorige eeuw mee op gehouden.

Een andere kapper was Egbert Fokkema. Hij woonde aan de Buorren 45. In 1949 bood hij in de Leeuwarder Courant een goed beklante kapperszaak met woning te koop aan. Binne Rekker was rond 1920 arbeider en koster en woonde aan de Tsjerke Buorren 5; daarnaast scheerde en knipte hij ook wel. Ate de Jong vestigde in de zeventiger jaren een herenkapperszaak in de oude onderwijzerswoning aan de Buorren 61. In de tachtiger jaren is hij met knippen gestopt.

Jantien Stienstra-Kok startte in de zeventiger jaren een dameskapperszaak aan de Boskloane 68. Enkele jaren later heeft zij de zaak verplaatst naar de Buorren 53 en konden er ook heren bij haar terecht. Naast de kapsalon had zij nog een schoonheidssalon en een zonnebankstudio. In 2009 heeft Jantien de kapsalon verkocht aan Klaske van der Weij, die haar zaak ‘Klaske for Total Beauty’ noemt. Jantien heeft nu een Hair Reset Instituut in Harkema, waar zij mensen met haarproblemen helpt. Andere kapsalons in Drogeham zijn: aan de Sânkop 3 Johanna’s Haarboetiek (Johanna Zandberg-Hoekstra) en aan de Buorren 22 de ‘Knipsalon’ van Sandra Bruining.

Simon Hoeksma ZANDGRAVERS EN STRATENMAKERS

wegen

Vroeger waren de meeste wegen zandpaden. In de 19e eeuw kwam hier langzamerhand verandering in. Zo werden in Achtkarspelen in 1863 de doorgaande wegen door bestrating en begrinding verhard. Vanaf 1900 ging men ook andere wegen verharden. Aanvankelijk gebeurde dit vooral met grind en puin, maar op een gegeven moment ging men er toe over om langzamerhand alle wegen met klinkers te bestraten. Door uitbreiding van het woningenbestand kwamen er vanaf de vijftiger jaren van de vorige eeuw steeds meer straten bij die uiteraard ook ook bestrating nodig hadden. Dat betekende dat er steeds meer behoefte aan zand en straters kwam.

zandgravers

In 1896 besloot de gemeenteraad van Achtkarspelen tot het laten zakken van het land langs de vaart te Drogeham. Er werd vergunning verleend om zand te graven uit een perceel gemeentegrond, zulks op verzoek van enige ingezetenen van Drogeham, die aldaar ene commissie uitmakende voor het exploiteren van zand. Voor een bepaalde tijd werd de vergunning verleend. De hoogte van het stuk land moest 1.30 meter boven zomerpeil blijven en binnen vier jaar diende de graverij klaar te zijn, zodat het land dan weer in gebruik kon worden genomen. Het zand kon via de, in 1891, nieuw gegraven Drogehamstervaart worden afgevoerd. Ook werd er zand gegraven van landerijen tussen de Lytse Wei en de Boskwei.

Hoeksma

In de twintiger jaren begonnen vader Hielke Fokkes Hoeksma en zoon Fokke Hielkes Hoeksma, die vlakbij de vaart woonden (Hamsterfeart 2) een zandgraverij aan de Hamsterfeart. Vader en zoon kochten veertien pondemaat grasland en gingen dit afgraven. De grond dicht bij de vaart werd met kruiwagens naar een schip vervoerd. Toen deze strook vergraven was, ging men de strook ernaast afgraven. Vanwege de langere afstand werd een kipkar op rails aangeschaft om het zand te vervoeren. Verder gebeurde alles met de hand. Er werd gewerkt van ’s morgens 6 uur tot ’s avonds 6 uur en er werd een kwartje per uur verdiend. Het bovenste laagje van de grond bestond uit zwarte modder, daarna volgde een laagje rood zand, daarna een laagje grind en tenslotte kwam het witte zand, dat wel uit een laag van twee meter bestond. Het witte zand was erg geliefd; het werd gebruikt bij de aanleg van wegen en in de bouw. Particulieren gebruikten het zand voor het indweilen in de stoepjes en voor het uitstrooien op het voetpad.

Hamstra

Wiebe Hendriks Hamstra, die aan de Buorren 28 woonde, was ook zandgraver. Een andere zandgraver was Harm Jans Hamstra van de Ikkers. Zijn zoon Jan Hamstra trad in de voetsporen van zijn vader. Hij had het echter wel gemakkelijker, want hij groef het zand met een kraan. Zo heeft hij onder andere in de zestiger jaren een stuk land ten zuiden van de voormalige boerderij van Atze Postmus in de Hamsterpein afgegraven. stratenmakers

In 1961 had Pieter Witteveen een straatmakersbedrijf in Drogeham en vroeg in de Leeuwarder Courant prima straatmakers. Het bedrijf is later naar Drachten verhuisd. In 1964 vroegen D. Westra en Zn. in dezelfde krant twee straatmakers. Douwe Westra woonde aan de Dykswâl 15. Later is het bedrijf gesplitst. Zoon Andries Westra en schoonzoon Bram Zandberg (getrouwd met Jitske Westra) gingen beiden zelfstandig verder. Tegenwoordig worden beide bedrijven gerund door kleinzoons van Douwe Westra.

Schievink, Helder

In deze tijd besteed de gemeente het straatmaken grotendeels uit, maar vroeger had de gemeente zelf diverse straatmakers in dienst. Zo was Marten Schievink (Dykswâl 25) in 1975 veertig jaar in dienst bij de gemeente Achtkarspelen. Zijn schoonzoon, Berend Borger (Tsjerke Buorren 27) was ook strater bij de gemeente. De familie Helder is een echt stratenmakersgeslacht. Tjerk Heinzes Helder (Augustinusga), zijn zoon Bareld Tjerks Helder (Sânnen 11) en zijn kleinzoon Tjerk Helder (Tsjerke Buorren 9) werkten alle drie bij de gemeente als strater.

Simon Hoeksma FOURAGEHANDELAREN

Van der Wal

Andries Simons van der Wal was eind 19e eeuw boer en koopman aan de Buorren 42. Hij verkocht onder andere guano. Deze vogelmest uit Zuid-Amerika werd ingevoerd door de Centrale Guano Fabrieken te Rotterdam en werd in Friesland gedistribueerd door A.J.C. Lucardie te Leeuwarden. In de provincie waren diverse verkooppunten, waaronder bij A.S. van der Wal te Drogeham. In 1898 besteedde hij aan: 2550 kg opgeloste guano, 4800 kg superphosphaat, 500 kg patentkali en 550 kg chilisalpeter. Voorwaarden: guano in balen van 75 kg, chilisalpeter in 50 kg en het overig in 100 kg. Gratis onderzoek aan Rijksproefstation. Franco levering op de wal te Kootstertille vóór of 16 maart e.k. Betaling terstond na onderzoek. Aanbiedingen met prijs en gehaltebepaling franco vóór 6 maart e.k. aan den heer A.S. van der Wal te Drogeham. Naast mest verkocht Van der Wal ook graanproducten, want in 1910 werd zijn beroep omschreven als koopman in granen. Na zijn overlijden waren zijn stiefzoons Ate en Oebele Petrus Zijlstra hier boer.

Wijma

Jacob Wiebrens Wijma was in het laatste kwart van de 19e eeuw herbergier en koopman aan de Buorren 39. Hij verkocht boter, boekweit, hennepzaad en aardappelen. Later kwamen daar enkelvoudig voer, mengvoer en kunstmest bij. In het begin van de twintigste eeuw is het bedrijf verplaatst naar de Buorren 6 en werd Wiebren Jacobs Wijma de eigenaar. Hij werd op zijn beurt in 1936 opgevolgd door zijn zoon Jarig Wijma. Wiebren Jacobs had inmiddels een huis aan de overkant van de weg laten bouwen, op de Buorren 1. Later is hier nog een bungalow achter gebouwd waar zijn dochter Hinke ging wonen. Jarig werd vervolgens weer opgevolgd door zijn zoon Wiebren Wijma. Een broer van Jarig, Taeke Wijma, is jarenlang bij hem en zijn zoon Wiebren in dienst geweest. De familie Wijma verkocht vooral producten van UTD uit Akkrum. UTD stond voor de gefuseerde bedrijven Ulbe Twijnstra en Delfia. De Wijma’s verkochten onder andere varkens-, pluimvee- en rundveevoeders, voederbieten en slakkenmeel. In de jaren tachtig kwam daar een winkel in diervoeders bij. In de beginjaren werd de kruiwagen als vervoermiddel gebruikt, in 1889 de hondenkar, in 1918 paard en wagen, in 1945 de vrachtwagen en in 1985 deed de bulkwagen z’n intrede. Dat laatste was een hele vooruitgang, want het versjouwen van de meel- en kunstmestzakken was zwaar werk en vroeg veel van de ruggen van de dragers.

Postmus, Donker

Veehouder Marten Wietzes Postmus startte in de twintiger jaren van de vorige eeuw het fouragebedrijf ‘De Leyen’ aan de Lytse Wei 28. Hij verkocht producten van onder andere Koopmans mengvoeders, zoals zeugenmeel, kunstmatige zeugenmelk, biggenmeel, pluimveevoeders, stro, turfstrooisel, bieten en bietenloof. Het bedrijf is later overgenomen door zijn kleinzoon Wopke Wietzes Postmus. Wopke woonde eerst aan de Boskloane 70 en later aan de Dykswâl 51. De bedrijfsloodsen kwamen bij de Hamsterfeart te staan. Na zijn vertrek kwam Fedde Donker als opvolger in het bedrijf. Tegenwoordig worden er geen fourages en kunstmest meer verkocht. Wel is er nog een winkel in agrarische en doe-het-zelf producten en huishoudelijke artikelen, die sinds vorig wordt gerund door Gooi en Sjoukje Sikkema.

Van Dijk

Oege Meints van Dijk startte een fourage- en zaadhandel aan de Buorren 59. Daarnaast was hij ook nog boer. Hij verkocht onder andere tarwe, gerstestro, hooi, ruwvoeders en bietenloof. Ook handelde hij in aardappelen en graszaden. Verder verkocht hij bestrijdingsmiddelen.

fouragehandel

Eeuwenlang gebruikten de boeren voor bemesting van hun land de natuurlijke mest van hun eigen vee. In de tweede helft van de 19e eeuw kwam er een andere meststof op de markt, namelijk guano uit Chili en Peru. Guano werd gevormd door de gedroogde uitwerpselen van zeevogels en bezat een hoge concentratie aan meststof. Het was rijk aan fosfaat, stikstof en kalium. De uitwerpselen waren soms al duizenden jaren oud en door het ontbreken van regenval spoelde de mest niet weg. De meststof raakte echter al spoedig uitgeput en daarna ging men over op het gebruik van kunstmest. Kunstmest is zoals de naam al aangeeft mest van niet-natuurlijke oorsprong. In kunstmest zitten elementen die de plantengroei bevorderen, zoals stikstof, fosfor, kalium, calcium, zwavel en magnesium. Overmatig gebruik van kunstmest leidt vaak tot een verontreinigd milieu. Doordat de minerale voedingsstoffen goed oplosbaar zijn in water, komt veel voeding gedurende een korte tijd ter beschikking van planten. Een teveel aan voeding wordt uitgespoeld via het grondwater en komt terecht in de sloten. Daarom wordt er tegenwoordig weer minder gebruik van kunstmest gemaakt.

Simon Hoeksma POELIER EN EIERHANDELAAR

Beroepen die vroeger in Drogeham voor kwamen, maar nu niet meer, zijn poelier en eierhandelaar. In Drogeham waren er twee families die deze beroepen uitoefenden.

Boksma

Tjomme Boksma verkocht aan de Ike Buorren 5 krachtvoer voor dieren van Zwaardemakers Mengvoeders en later van Hendrix en Koudijs. Verder regelde hij de financiering van hokken voor zowel mestkuikens als varkens. Ook kon je bij hem terecht voor wild en gevogelte, hij was namelijk tevens poelier.

Familie Boksma

Louw Jacobs noemde zich in 1811 Boschma; mogelijk woonde hij in de buurt van een bosje. Het is opmerkelijk dat de naam later is veranderd in Boksma. In de burgerlijke stand komt Louw Jacobs onder verschillende namen voor, nl. Boschma, Bosma en Boskma. Waarschijnlijk zijn de k en s op een gegeven moment verwisseld en is de naam daardoor veranderd in Boksma. De Boksma’s hebben diverse generaties lang in de gemeente Kollumerland gewoond en zijn in 1934 verhuisd naar Drogeham. Louw Boksma startte een kippenhouderij aan de Kromelle 4, die later door zijn zoon Berend is overgenomen. In 1934 vond volgens het Nieuwsblad van het Noorden de aanbesteding plaats van ‘de verbouwing van een woonhuis en de bouw van drie modelkippenhokken te Drogeham voor rekening van den heer L. Boksma te Westergeest’.

Hoogsteen

De broers Willem Rienks Hoogsteen en Pieter Rienks Hoogsteen waren eierhandelaren. Ze haalden ‘s maandags bij de boeren in de omgeving eieren op die dan op de overige dagen werden uitgevent in Leeuwarden en Groningen. De handel is later overgenomen door Pieters zoon, Sake Hoogsteen. Hij woonde aan de Lytse Wei 39 en later aan de Tsjerke Buorren 15a (dit adres is na het gereedkomen van de Pastorykamp veranderd in Pastorykamp 16). Sake was daarnaast ook poelier, hij verkocht onder andere braadkuikens, soepkippen en konijnen. De kippen en konijnen werden bij hem thuis geslacht. Een andere eierhandelaar was Hepke Drost, die aan de Lytse Wei 61 woonde.

Evacueés

Hendrik Rienks Hoogsteen (een broer van Willem en Pieter) en zijn vrouw Beitske Bruinsma woonden in een boerderijtje aan de Westerein, ten westen van de boerderij van de familie Reinders. Dit boerderijtje is in de zestiger jaren afgebroken. Met gevaar voor eigen leven hebben zij in de tweede wereldoorlog Joodse onderduikers in hun huis opgenomen. In het Nieuwsblad van Noord-Oost Friesland van 15 oktober 2004 stond hierover een artikel van Klaas de Jong: ‘Hendrik Hoogsteen en zijn vrouw Beitske Bruinsma woonden met hun kinderen Rienk en Femkje in de Westerein. In de kleine boerderij, waar eigenlijk maar plaats was voor vier mensen, hebben tijdens de tweede wereldoorlog uiteindelijk elf mensen gewoond. Voor de onderduikers werden op zolder slaapplaatsen gemaakt. Over het algemeen konden de onderduikers zich vrij bewegen in en rond de boerderij. Wanneer er geruchten waren van te verwachten razzia’s verborgen zij zich. Hiervoor waren schuilplaatsen gemaakt, enkele in de woning en één op het land. Daar was diep in de grond een groot hol gemaakt, dat aan het oog onttrokken werd door balken en plaggen en een begroeiing met braamstruiken’. Een van de onderduikers was Leendert Porcelijn die later hervormd evangelist van het voormalige kerkje op de hoek van de Betonwei en de Nijewei te Harkema is geworden. Op 12 oktober 2004 werd aan Hendrik en Beitske postuum de Yad Vashem-onderscheiding toegekend en uitgereikt aan hun kinderen, Rienk en Femkje (weduwe van bakker Douwe Douma). Dit is een onderscheiding van de Joodse staat voor mensen die hun leven in de waagschaal hebben gesteld om geheel belangeloos Joodse landgenoten te redden.

Simon Hoeksma

Brandstofhandelaren

Brandstof

Tegenwoordig leven we in de luxe dat bijna elk vertrek in het huis met centrale verwarming verwarmd kan worden. In vroegere tijden was dit wel anders. Vroeger waren hooguit de huiskamer en keuken verwarmd, in de rest van de ruimtes was het ’s winters koud. In de huiskamer en de keuken stond een kachel. Deze kachel verwarmde het vertrek, maar kon ook gebruikt worden om eten op te koken. In het begin werd hout als brandstof gebruikt. Dit was in de boomrijke omgeving van de Wouden volop aanwezig. Door de vervening kwam er een andere brandstof bij, namelijk turf. Belangrijke veenkoloniale centra waren Surhuisterveen, Drachten, Gorredijk en Heerenveen. Via wijken en compagnonsvaarten werd de turf naar elders vervoerd. In de omgeving van Drogeham waren vooral kleine verveners actief. Zij verveenden dan een perceel land in de Hamstermieden, Reahelstermieden of bij Mûntsetille. In 1942 kreeg Klaas Dictus Postmus vergunning voor het vervenen van perceel sectie D 195. Dit was het stuk land waar de dichtgegroeide poel ten noorden van de boerderij van de Hoeksma’s (Hamsterpein 12a) in lag. Door de mijnbouw in Limburg kon er later ook gebruik worden gemaakt van steenkool en antraciet. Weer later werd olie als brandstof gebruikt en tegenwoordig wordt er vooral gebruik gemaakt van gas.

Witteveen

In de dertiger jaren startte Heerke Witteveen een brandstofhandel aan de Buorren 29. Dit pand maakt nu onderdeel uit van de voormalige winkel van Fokkinga’s Textiel. Zijn vader had eerder een brandstofhandel in Harkema. Witteveen handelde in turf, steenkool, antraciet, petroleum, enz. De brandstof werd aangevoerd via de Hamsterfeart. Achter z’n huis had hij een plaats waar de turf en andere materialen werden opgeslagen. In het begin werdl de brandstof met paard en wagen uitgevent, later maakte Witteveen gebruikt van een vrachtauto. In 1938 mocht Witteveen via een openbare aanbesteding 117.000 stuks turf leveren voor fl. 6,50 per 1.000 stuks aan de openbare lagere scholen in Achtkarspelen.

Van Houten, Brouwer, Laanstra

Hedzer van Houten had rond 1930 een turfhandel aan het Tsjerkepaed 4. Hij was eerst beurtschipper. Elke vrijdag vervoerde hij vee naar de veemarkt in Leeuwarden. Later had hij een vrachtauto. Omdat hij nogal veel zweette werd ook hij wel Hedzer Swit genoemd. Willem Brouwer zat ook in de brandstofhandel, maar dan als turfschipper. Hij zal de turf uit de verveningsgebieden uit het zuiden van Friesland gehaald hebben. Hij woonde eerst bij de Hamsterfeart en later aan de Buorren 51. Zijn zoon, Klaas Brouwer, heeft de zaak later overgenomen. In 1951 stond in de krant: Te koop, wegens verandering van werkkring, een best beklante BRANDSTOFFEN- en TURFHANDEL. Te bevragen bij K. Brouwer, Drogeham 37. Waarschijnlijk kon hij het bedrijf niet kwijt worden, want in 1955 stond er wederom een advertentie in de krant: Te koop mooie woning en schuur en grote tuin; als bedrijfspand vrij te aanvaarden. Een andere brandstofhandelaar was Lucas Laanstra. Hij verkocht petroleum en woonde met zijn vrouw, Teike Nicolai, in het kleine huisje aan de Tsjerke Buorren 8 (vandaar de huidige naam Lucas-Teike Hûske). Een klein eindje verderop woonde Durk Nicolai (Tsjerke Buorren 20). Ook hij was petroleumventer.

Simon Hoeksma

Overige bedrijven

In dit artikel wordt aandacht geschonken aan winkels en bedrijven in huishoudelijke en agrarische artikelen en aan bloemisterijen en kwekerijen.

Huishoudelijke artikelen

Teunis Lefferts Rinzema had een winkel in huishoudelijke artikelen aan de Buorren 51. Op 29 mei 1845 hield hij boelgoed. Te koop waren onder andere: Diverse soorten van laken, duffel, baai, flenel, dekens, linnens en doekens; benevens winkelgereedschappen als: kisten, trompen, bussen, schalen en gewigten. In de tweede helft van de 20e eeuw verkocht Marten Kalsbeek (Buorren 39) naast kruideniersartikelen ook huishoudelijke artikelen. Later heeft zijn zoon Jelle de zaak met huishoudelijke artikelen, zonder kruidenierswaren, overgenomen. De vrouw van installateur Jaap Bakker, Annie Laagland, verkocht huishoudelijke artikelen aan de Buorren 17. Tegenwoordig worden er huishoudelijke artikelen verkocht door de familie Sikkema bij Fixit-de Leijen aan de Buorren 40.

Bloemisterij en kwekerij

Freerk Oldenburger begon een bloemisterij aan de Sânnen 3 en hield zich daarnaast bezig met het aanleggen en onderhouden van tuinen. Later heeft hij een nieuwe winkel gebouwd aan de Buorren 33a. Hij noemde zijn zaak ‘Hedera’, wat klimop betekent. De zaak werd later gesplitst en overgenomen door zijn kinderen. Baukje Oldenburger zette met haar man Henk Bolt de bloemenzaak voort en Halbe Oldenburger zette de tuinderijpoot voort en startte een kwekerij op het het land van zijn oom Willem Oldenburger aan de Lytse Wei 55. In de negentiger jaren van de vorige eeuw is de familie Bolt naar Buitenpost verhuisd om daar een reeds gestarte bloemenzaak voort te zetten. De zaak in Drogeham werd gekocht door Hannie Alma. Zij noemde haar winkel ‘Amfora’. Een amfora is een kruik of vaas met twee oren die onderaan uitloopt in een punt. Johan Hartholt is een aantal jaren geleden begonnen met een rozenkwekerij aan de Lândyk. Hij heeft een kassencomplex van ca. 6.000 m2, waarin 40.000 rozenstruiken staan die worden gebruikt voor het kweken van snijrozen. Naast het leveren van rozen aan de bloemenveiling te Eelde is er ook een verkooppunt aan huis.

Agrarische artikelen

Timmerman Geert Smids had na Freerk Oldenburger een agrarische winkel aan de Sânnen 3. Zijn vrouw, Nel Veldhuizen, verkocht hier gereedschappen voor zowel de timmerman als de boer en verder zaken als koedekken, hoorntouwen en kopriemen. Sytse Scherjon had een zelfde soort winkel aan de Buorren 53. Daarnaast had hij een rijdende winkel in een bestelauto, waarmee hij met z’n artikelen bij de boeren langs ging. Fedde Donker is in de zeventiger jaren, naast het fouragebedrijf, begonnen met een agrarische winkel. In de loop der jaren is deze winkel steeds groter geworden. Naast agrarische artikelen zijn er ook een heleboel doe-het-zelf artikelen en huishoudelijke artikelen te koop. Inmiddels is de zaak overgenomen door Gooi en Sjoukje Sikkema. Allard en Tineke van der Wal-Kamminga zijn een aantal jaren geleden een ruitersportartikelenzaak onder de naam Hypo Fryslân begonnen in hun voormalige boerderij aan de Hamsterpein 1.

Simon Hoeksma

OVERIGE BEDRIJVEN (2)

In dit artikel wordt aandacht geschonken aan de drogisterijen en schildersbedrijven die in Drogeham zijn geweest of nog steeds bestaan.

Drogisterijen

Goitske de Jong-Hoogsteen had een drogisterij aan de Buorren 27. Deze zaak is later overgenomen door haar schoondochter Roelfke de Jong-Veenstra. Daarnaast verkocht winkelier Anne Posthumus (Buorren 26), naast kruidenierswaren ook drogisterij-artikelen. Zijn zoon Jan en zijn kleinzoon Jan zijn hier later mee doorgeaan. Drogist is afgeleid van het woord drogen; een drogist is iemand die gedroogde (of geconserveerde) waren verkoopt. In 1984 zijn Wiep en Geeske Hoekstra-Van der Heide drogisterij ‘De Prijsstamper’ aan de Buorren 48 begonnen. Naast drogisterij-artikelen verkopen ze ook cosmetica, speelgoed, schoolartikelen, snoepgoed en sieraden.

Schilders

Rond 1830 was Harrit Alberts Boonstra (Buorren 37) naast herbergier ook schilder. Daarna komen we bijna een eeuw lang geen schilders in Drogeham tegen. Mogelijk deden de mensen het verven van hun huis zelf of lieten ze iemand uit een ander dorp komen. In 1923 verkocht Petrus Schaper (Buorren 48) bouw- en tuingrond voor fl. 3.000,00 aan Rypke Jans Atsma. Atsma liet hier een huis voor zichzelf op bouwen en verkocht de rest van de grond als twee bouwterreinen voor respectievelijk fl. 625,00 en fl. 800,00 aan Klaas Gerbens Land en Pier Jakkeles Kramer. Pier begon samen met zijn broer Tjeerd een schildersbedrijf aan de Buorren 54. Tjeerd, die aan de Ike Buorren 8 woonde, en Pier waren zonen van Jakkele Johannes Kramer die schilder in Kootstertille was. In 1941 hebben de beide broers hun vennootschap onder firma ontbonden en zijn ze beiden zelfstandig verder gegaan.

In 1951 vroeg Anton Nicolai in de Leeuwarder Courant 2 à 3 schildersknechten. Hij had een schildersbedrijf aan de Gealstrjitte 5. Het bedrijf is later overgenomen door zijn zoon Tjalling Nicolai en verplaatst naar de Gealstrjitte 40. Jaren geleden is Tjalling met de schilderwerkzaamheden gestopt en heeft hij zijn werkzaamheden beperkt tot de winkel die tegenwoordig door zijn zoon Anton wordt gerund. In de winkel zijn alle soorten verf, lakken, beits en behang verkrijgbaar.

Brand

Aan de Buorren 27 woonde rond 1925 Jimme Smit; hij was ook schilder. Op een zondagmiddag 14 juli 1926 brandde zijn woning, vermoedelijk door een ongeval met een petroleumstel, geheel af. De nacht daarop brak brand uit bij de timmerman Nanne Klomp. Het vuur verbreidde zich snel, waardoor ook de woning van arbeider Egbert Witteveen in brand raakte. Ondanks de inzet van de brandspuit van Kooten en de motorspuit van Surhuisterveen brandden beide woningen geheel af. De inboedel van Smit was totaal verbrand, die van Witteveen grotendeels, terwijl van Klomp enige kledingstukken, een paar kasten, een tafel en een klok in veiligheid konden worden gebracht. De woningen van Witteveen en Klomp stonden naast die van Jimme Smit aan de Buorren 29 en 31, op de plaats waar nu de winkel van Fokkinga staat. Voor Plaatselijk Belang was dit een belangrijke reden om bij de gemeenteraad aan te dringen om een motorbrandspuit voor Drogeham aan te schaffen. Het duurde een jaar, voordat de raad positief op dit verzoek reageerde. Daarna duurde het nog een jaar voordat de brandspuit, die door paarden voortgetrokken moest worden, daadwerkelijk kwam.

Geschiedenis van Achtkarspelen

Enkele maanden geleden is er een boek verschenen over de geschiedenis van Achtkarspelen. Dit boek, waar de hele geschiedenis van onze gemeente in beschreven staat, is verkrijgbaar bij de boekhandels in Buitenpost en Surhuisterveen.

Simon Hoeksma

VERZEKERINGEN EN BANKEN

Coöperaties

Het leven zat en zit vol risico’s. Vroeger waren die risico’s echter groter dan tegenwoordig. Ging een boerderij in vlammen op of stierven er veel koeien wegens ziekte dan kon dit het einde van het bedrijf betekenen. Om dit soort risico’s te beperken werden er verschillende, van oorsprong sociale organisaties opgericht. Vaak waren dit coöperaties, organisaties gevormd door en van leden.

Brandverzekering

In de eerste helft van de 19e eeuw werden er verschillende brandverzekeringen opgericht. Zo werd in 1827 de Onderlinge Brandwaarborgmaatschappij Achtkarspelen-Kollumerland c.a. opgericht. Deze verzekering was vooral bedoeld voor boeren om zich te verzekeren tegen de gevolgen van brandschade. Een eeuw later, in 1928 werden er tien hooiboren aangeschaft welke door de aangesloten veehouders gratis gebruikt konden worden. Ze werden ‘gedeponeerd’ bij de heren gecommiteerden. In Drogeham kon men terecht bij Sake Simons Hoeksma (Tillewei 3). In 1936 werd de verzekering uitgebreid tot een brand- en stormverzekering. Jetze Wijma (Dykswâl 3) is jarenlang taxateur en vertegenwoordiger bij de Onderlinge Brandwaarborgmaatschappij geweest. Bijna anderhalve eeuw heeft deze verzekering bestaan. Uiteindelijk waren al de onderlinge verzekeringen te klein om alle risico’s te kunnen dekken met als gevolg dat er fusies ontstonden. In 1971 gingen diverse brandwaarborgmaatschappijen op in een grotere onderlinge verzekering OTOS (Overeenkomst Tot Onderlinge Steun/Samenwerking). In 1986 kwam er een fusie tot stand tussen OTOS en OBF-leven (een levensverzekeringsmaatschappij voor boeren) en ontstond Avero. Intussen maakt Avero onderdeel uit van Achmea.

Boerenleenbank

In 1864 richtte de Duitse burgemeester Friedrich Wilhelm Raiffaisen een boerenleenbank op. Er was veel armoede onder de boerenbevolking als gevolg van terugbetaling van woekerrentes aan geldschieters. Door het spaargeld naar een bank te brengen konden daaruit kredieten gefinancierd worden. Eind 19e eeuw werden ook in Nederland boerenleenbanken opgericht. In 1917 kwam er een boerenleenbank in Augustinusga, waar ook Drogeham onder viel. Het eerste jaar waren er 52 leden en 20 spaarders. Het totaal aan spaargeld bedroeg fl. 20.900,00 en er was fl. 2.600,00 aan leningen uitgezet. Veertig jaar later, in 1957 waren er 484 leden en 1300 spaarders. Het totaal aan spaargeld bedroeg toen fl. 2.038.100,00 en er was fl. 1.456.300,00 aan leningen uitgezet.

De bank was overigens niet alleen bedoeld voor boeren, ook middenstanders konden er lid van worden. Eind jaren zestig van de vorige eeuw kwam er ook een filiaal in Drogeham, namelijk bij accountant Geert de Haan aan de Buorren 49. Later is er een nieuw kantoor aan de Sânnen gebouwd, waar Aan de Haan, Jorrit Jorritsma en Aan Ytsma filiaalhouder zijn geweest. In 1972 kwam er een fusie tot stand tussen de Raiffaisenbanken en de Boerenleenbanken en ontstond naar de eerste twee letters van de voormalige banken, de naam Rabobank.

Eigen Haard

Simon van der Wal (Ike Buorren 6) was naast kruidenier tevens kassier van de Christelijke Coöperatieve Spaarbank ‘Eigen Haard’. Daar de andere banken zich vooral op boeren en middenstanders richtten, wilde deze in 1914 te Groningen opgerichte bank zich vooral op arbeiders richten en aan hen voorschotten verlenen om land te kunnen huren. Door de noodzaak van schaalvergroting is deze bank in 1978 opgegaan in de Bondsspaarbank en later in de SNS-bank.

Simon Hoeksma

GROENE KRUIS

Vroeger was er in de meeste dorpen een Groene Kruisafdeling. In de jaren negentig van de vorige eeuw zijn deze verenigingen opgeheven en is de Wijkverpleging in oostelijk Friesland gefuseerd met de Gezinszorg tot Thuiszorg De Friese Wouden.

Op 8 december 1903 werd door de kerkenraad en kerkvoogdij van de Hervormde Kerk in Drogeham een afdeling van het Groene Kruis opgericht. Het eerste bestuur bestond uit de kerkenraad en de kerkvoogdij: dominee Jacob Loffelts de Mol Moncourt, koopman Andries Simons van der Wal (Buorren 42), landbouwer Reid Sieds van der Ley (Buorren 14), landbouwer Aalze Tammes Hansma (Tillewei 32), arbeider Jan Hendriks Spoelstra (Harkema), arbeider Hendrik Foppes de Boer (Buorren 25 zuid), kastelein Freerk Jans Oosterbaan (Buorren 37), arbeider Fokke Gjalts Overzet (oostelijke hoek Skieppedrifte/Boskwei) en arbeider Boele Hylkes Henstra (Buorren 45). Het aantal leden bedroeg in eerste instantie 77, maar was in snel tempo gestegen naar 105. Later was de Groene Kruisafdeling een gezamenlijke vereniging voor Kooten en Drogeham, want in 1925 werd gesproken van de Groene Kruisafdeling Kooten e.o. Er waren toen 330 leden, waarvan 190 te Kooten en 110 te Drogeham. De inkomsten bedroegen fl. 479,72 en de uitgaven fl. 408,31. Uit de depots in beide dorpen was in totaal 105 maal een artikel geleend. Later zijn de afdelingen van Kooten en Drogeham beide weer zelfstandig geworden. Naast het uitlenen van hulpmiddelen richtte het Groene Kruis zich op mensen die thuis verpleging nodig hadden. Zuster Ans Boersma-Helder (van de Boskloane) is jarenlang wijkverpleegster in Kooten en Drogeham geweest. In 1993 heeft zij, na bijna 25 jaar, afscheid van haar werk genomen. In 1987 is er een Groene Kruisgebouw aan de Slotstrjitte gebouwd. Dit gebouw heeft maar enkele jaren dienst gedaan, want door fusie van de wijkverpleging en de gezinsverzorging is dit gebouw weer gesloten.

Ziekenhuisverpleging

Op 13 maart 1925 werd te Twijzel een vereniging voor wijkverpleging en tuberculosebestrijding ‘Achtkarspelen-Noord’ opgericht. De vereniging werd gevormd door de vier afdelingen van het Groene Kruis in de dorpen Buitenpost, Twijzel, Twijzelerheide en Kooten-Drogeham. Daarnaast werd er een afdeling ziekenhuisverpleging ingesteld die onder hetzelfde bestuur viel, maar een eigen financiële administratie kreeg. In 1932 waren er 439 deelnemers, namelijk 304 hoofden van gezinnen en 135 alleenstaande personen. Uit een verslag over 1937 bleek dat er 56 patiënten in diverse ziekenhuizen in Leeuwarden en Groningen verpleegd waren. Uit Drogeham werden 14 patiënten verpleegd. Na het oprichten van een verplicht ziekenfonds in 1941 zal de afdeling ziekenhuis-verpleging waarschijnlijk opgeheven zijn.

Tuberculose

Tuberculose, ook wel tering genoemd, was rond de vorige eeuwwisseling de gevaarlijkste volksziekte. Deze infectieziekte werd veroorzaakt door een bacterie die eerst de longen aantastte en later ook via het bloed in andere organen als de darmen, hersenen en botten voor problemen zorgde. De ziekte was meestal het gevolg van de in die tijd slechte hygiënische omstandigheden. Regelmatig moesten er door Burgemeester en Wethouders maatregelen genomen worden, zoals op 2 april 1902:

Gelet op de hun toegezonden schriftelijke verklaring van den heer Dr. G. IJnzonides, geneeskundige te Buitenpost, d.d. heden, waaruit blijkt, dat ten huize van Simon Alles van der Wal, winkelier te Drogeham, besmettelijke ziekte, met name Tuberculosis Pulmonum, heeft geheerscht, dat de navolgende goederen, als twee wollen en twee bonte dekens, twee wollen en twee katoenen hemden, een paar kousen, twee jassen, twee broeken (en nog diverse andere artikelen) in aanraking zijn geweest met den lijder en dat in het belang der openbare gezondheid noodzakelijk is tot onteigening dezer goederen onverwijld over te gaan, opdat de voortgang der besmetting wordt gestuit; Overwegende dat het geval van zeer dringenden aard is; Besluiten: 1. te onteigenen de hierboven vermelde goederen, in eigendom toebehoordende aan Simon Alles van der Wal, van beroep winkelier, wonende te Drogeham, no. 89, met bevel tot onmiddelijke inbeslagneming en vernietiging door verbranding; 2. te benoemen tot deskundige om voormelde goederen te waarderen Wobbe de Vos, veldwachter, wonende te Harkema-Opeinde.

Simon Alles van der Wal woonde aan de Ike Buorren 5 en was de grootvader van winkelier Simon van der Wal, die later aan de Ike Buorren 6 woonde.

Simon Hoeksma MONUMENTEN

In Achtkarspelen staan in totaal 60 rijksmonumenten. Hiervan staan er vier in Drogeham.

Walburgatsjerke

De eerste kerk in Drogeham is gebouwd in de 13e eeuw en was gewijd aan Sint Walburga (ook wel Walbrechta genoemd). Alleen de toren, die door de eeuwen heen is blijven staan, herinnert nog aan deze tijd. De jaarankers op de toren geven het jaartal 1704 aan. In dat jaar is de toren gerestaureerd. In de 19e eeuw raakte de kerk bouwvallig en werd besloten een nieuwe kerk te bouwen. Dit gebeurde in 1876/77. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken gaf toestemming voor de bouw, maar wel op voorwaarde dat de nieuwe kerk in dezelfde stijl gebouwd werd als de oude. Er kwam daardoor een neo-romaanse kerk tot stand met de karakteristieke rondboogvensters. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw verkeerde de toren in zeer slechte toestand. Bij een zware storm op 1 februari 1983 werd de toren zwaar gehavend. Zelfs het televisiejournaal maakte hier melding van. In 1984 werd de toren gerestaureerd.

Lucas-Teikehûske

Aan de Tsjerke Buorren 8, vlakbij de kerk staat een eenvoudig arbeidershuisje van omstreeks 1800. Het bestaat uit een kamer met twee bedsteden, een smal gangetje en een achterhuis. Dit huis is onder andere bewoond geweest door Lucas Laanstra en Teike Nicolai. Tegenwoordig kan het huis als vakantieverblijf gehuurd worden.

Kloostermanboerderij

Een veel groter monument staat aan It Kleasterbreed 3, een grote kop-hals-rompboerderij uit 1807, die eeuwenlang eigendom is geweest van de familie Kloosterman. De boerderij staat op het terrein van het voormalige Buweklooster. In de tuin liggen nog restanten van de fundamenten. De boerderij ziet er van buiten nog origineel uit. Ook de binnenkant is voor een deel nog uit 1807. De voorkamer is geheel betegeld met blauwe tegels. De tegenwoordige eigenaar, de familie Van Abbema, wil er een recreatieverblijf van maken.

Klokkenstoel Bouwekleaster

Op de begraafplaats Bouwekleaster staat een in 1951 vernieuwde klokkenstoel. De klok is van 1760. De eerste klokkenstoel werd al vermeld in 1558. Dit klokhuis stond bij het Buweklooster, dat hier van 1249 tot 1580 gestaan heeft. De ruïnes van het klooster zijn nog lang blijven staan en zijn pas eind 18e eeuw opgeruimd. Na de kloostertijd was dit het kerkhof van het dorp Harkema-Opeinde. In 1951 moest er een nieuwe klokkenstoel op het kerkhof komen. Zes Hamster timmerlieden hebben hier toen eendrachtig aan gewerkt, namelijk Alle van der Wal, Foppe van der Meer, Rintje de Jong, Jan Postmus, Klaas Land en Jelle de Vries.

Simon Hoeksma

GESCHIEDENIS VAN DROGEHAM

Familienamen

In de Franse tijd, onder Napoleon, moest iedereen in Nederland een familienaam aannemen. Voor die tijd voerden de mensen als tweede naam, de naam van de vader: Pieter Nannes (zoon van Nanne), Sjoerd Pieters, Antje Willems, Teatske Jacobs, enzovoort. Alle mannelijke gezinshoofden moesten in het laatst van 1811 naar het gemeentehuis om daar een officiële achternaam op te geven. Achtkarspelen was in die tijd verdeeld in drie mairies (of districten) met elk een eigen gemeentehuis. Drogeham viel samen met Augustinusga, Harkema-Opeinde en Gerkesklooster onder de mairie Augustinusga en dat betekende dat de mannen een voetreis naar het gemeentehuis in dit dorp moesten maken. Vaak kozen familieleden (vader en zoons of twee of meerdere broers) dezelfde familienaam. Zo kwam het veelvuldig voor dat de vader tevens de achternaam voor z’n kinderen en kleinkinderen opgaf. Vrouwen hoefden geen familienaam op te geven, tenzij ze weduwe of ongetrouwd waren. Lange tijd werd ook de naam van de vader nog gevoerd, zoals Jacob Pieters Hoeksma, Haantje Atzes Nicolai, enzovoort.

Families Alma, Spinder en Mozes

Het is interessant om na te gaan welke familienaam de mensen aannamen en waarom ze juist voor die familienaam kozen. Dat laatste is een kwestie van gissen, want er stond niet bij waarom de mensen een bepaalde naam kozen. Toch is voor veel familienamen met vrij grote zekerheid vast te stellen hoe ze aan de naam kwamen. De families Alma, Spinder en Mozes hebben dezelfde voorouders. De oudst bekende voorouders zijn Wopke Hylkes en Neeltje Aedes die omstreeks 1600 trouwden en in Oostermeer woonden. De lijn gaat verder via zoon Tjeerd Wopkes en kleinzoon Taecke Tjeerdts. Taecke Tjeerdts was boer, schoolmeester en klockeluyder. Hij kreeg twee zoons, te weten Jan Taekes en Tjeerd Taekes. De laatste, Tjeerd Taekes, was de stamvader van de één van de families Van der Meer.

Jan Taekes was in 1718 met Ynskjen Alberts uit Drogeham getrouwd. Hij had als bijnaam Spinder, wat betekende dat hij spinner (van draden van wol) was. Hij kreeg ondermeer drie zoons, te weten Albert Jans, Pyter Jans en Jelte Jans. In 1749 woonde Albert Jans in Drogeham en was daar schoenmaker. Een zoon van Albert Jans, Teeke Alberts, noemde zich in 1811 Alberda. De naam is afgeleid van Albert. Deze naam heeft hij echter maar één keer gebruikt, want later noemde hij zich steeds Alma, een samentrekking van Alberda. Opvallend is dat hij in z’n overlijdensakte de familienaam Spinder draagt. Blijkbaar werd hij in de volksmond nog steeds Spinder genoemd.

De tweede zoon van Jan Taekes, Pyter Jans, werd in 1749 omschreven als een arm arbeider. De kinderen van Pyter Jans zijn in 1811 niet naar het gemeentehuis gegaan om een achternaam op te geven. Later, in de geboorte-, trouw- en overlijdensakten, gebruiken zij echter wel een achternaam. Opmerkelijk genoeg noemen twee kinderen van Pyter Jans zich dan Spinstra en drie andere kinderen zich Spinder.

De derde zoon van Jan Taekes, Jelte Jans, kreeg een zoon Geert Jeltes. Geert Jeltes noemde zich in 1811 Mozes. Mogelijk werd hij geïnspireerd door de bijbelse persoon Mozes, die het volk Israël uit Egypte leidde.

Gezien het feit dat alle drie families zich op de Harkemaster heide vestigden kan worden afgeleid dat de families tot het arme deel van de bevolking behoorden. In de vorige eeuw hebben diverse Spinders in Harkema en Drogeham zich opgewerkt tot succesvolle ondernemers. Daar geen andere mensen in 1811 de namen van Alma, Spinder en Mozes aannamen, kunnen we de conclusie trekken dat mensen met deze achternamen in Drogeham en omgeving uiteindelijk allemaal familie van elkaar zijn.

Simon Hoeksma

FAMILIENAMEN (2)

Van der Meer (1)

Zoals de vorige keer is geschreven moesten de mensen in 1811 naar het gemeentehuis om een achternaam op te geven. Verreweg de meeste inwoners gaven gehoor aan deze oproep. Dit keer wordt aandacht besteed aan een aantal families die van oorsprong uit Oostermeer komen. In de vorige editie van Brinkpraat is geschreven dat de families Alma, Spinder en Mozes allemaal familie van elkaar zijn. Ook één van de families Van der Meer is aan deze geslachten verwant. De oudst bekende voorouders woonden in Oostermeer. Op een gegeven moment waren er twee broers, namelijk Jan Taekes en Tjeerd Taekes. Jan Taekes was, zoals de vorige keer is vermeld, de voorouder van de Alma’s, Spinders en Mozessen. Tjeerd Taekes was de stamvader van de één van de families Van der Meer.

Tjeerd Taekes kreeg een zoon Taecke Tjeerds en deze Taeke kreeg een zoon genaamd Mindert. Deze Mindert Taekes woonde in 1811 in Rottevalle en moest naar het gemeentehuis in Oudega. Hij noemde zich Van der Meer. Dit zal afgeleid zijn van Bergumermeer of Oostermeer, het dorp waar hij was geboren. Zijn zoon Taeke kwam op de Harkemaster heide terecht. Dit was de betovergrootvader van Sjoerd van der Meer die aan de Bosmastrjitte heeft gewoond.

Van der Meer (2)

Zoals geschreven gaven niet alle mensen officieel een achternaam op. Zo iemand was Sietze Jans. Later had hij echter wel een achternaam. Hij woonde in Oostermeer en noemde zich daarom Van der Meer. Een zoon van hem, Roelof, en diens zoon Sietze woonden later op de heide in Harkema. Anne, weer een zoon van Sietze (junior), ging in Drogeham aan de Hamsherne 12 wonen en was de vader van Antje van der Meer die met Rindert Lammerts Postma trouwde en aan de Lytse Wei 42 woonde. Dit waren de ouders van Roel en Jan Postma. Ook de kappersfamilie Van der Meer uit Harkema stamt uit deze familie.

Van der Meer (3)

Dirk Keimpes gaf ook geen achternaam op. Officieus had hij echter wel een achternaam, want in 1797 noemde hij zich al Van der Meer. Ook hij kwam van oorsprong uit Oostermeer. In 1749 was z’n grootvader Dirk Harts hier winkelier. Zijn vader, Keimpe Dirks, was bierbrouwer in Oostermeer. Dirk Keimpes heeft verschillende beroepen gehad. Hij is o.a. kastelein en veldwachter geweest. Rond 1810 woonde hij in Kootstertille in het café dat nu de naam De Viersprong heeft. Later woonde hij in Drogeham. Zijn zoon Sake begon een timmerbedrijf waar nu het Skoallepaad is. Dit bedrijf is later verplaatst naar de haven bij de Hamsterfeart, waar het bedrijf (VDM) nog steeds zit.

Storm

Een andere familie die van oorsprong uit Oostermeer komt, is Storm. Volgens een belastingregister kon Sybe Roels in 1749 ‘ternauwernood de cost winnen’. Sybe Roels kreeg drie zoons, Alle, Auke en Rinse, die zich alle drie Storm noemden. Een zoon van Rinse, Sjouke, was in 1835 de eerste diaken van de Gererformeerde Kerk te Drogeham. De nakomelingen van Rinse woonden later vooral op de Harkemaster heide. Waarom ze voor de naam Storm gekozen hebben is moeilijk te verklaren. De meeste Storms in Drogeham en omgeving zullen uiteindelijk familie van elkaar zijn.

Huisma

De voorouders van de Huisma’s komen ook uit Oostermeer. Gerk Atzes noemde zich in 1811 Huisma. Huisma wil zeggen dat ze in een huis woonden. Het kan echter ook een verbastering van huisman zijn. Huisman is een ander woord voor boer. In 1811 was Gerk Atzes inderdaad boer. Ook deze familie woonde in latere jaren op de heide te Harkema.

Simon Hoeksma

FAMILIENAMEN (3)

Ook deze keer wordt aandacht geschonken aan families die van oorsprong uit Oostermeer komen.

Koster

De oudst bekende voorouder van de familie Koster is Oeds Rinses. Hij was vanaf 1706 koster van de kerk van Oostermeer. Hij kreeg o.a. een zoon Pytter Oedzes. In een belastingregister uit 1749 werd bij zijn weduwe vermeld ‘wint ter nauwernood de cost’. Een kleinzoon van Pytter Oedzes, Sytze Oedzes, woonde in 1811 in Eestrum en noemde zich Koostra. De naam van zijn broers werd genoteerd als Kostra. Waarschijnlijk werden de namen door de ambtenaar niet goed opgeschreven, want later noemden de familieleden zich steeds Koster. Nakomelingen van Sytze kwamen via de Harkemaster heide in Drogeham terecht.

Wagenaar

Marten Alles was in 1749 meester wagenmaker in Rottevalle. In 1811 noemde z’n kleinzoon, die ook Marten Alles heette en in Oostermeer woonde, zich Wagenaar. Daarmee gaf hij aan dat hij wagenmaker was. Een zoon van hem, Sake Martens Wagenaar, werd bakker in Drogeham aan het Tsjerkepaed 6. Een achterkleinzoon van Marten Alles, Albert Wagenaar, is jarenlang koster bij de hervormde kerk geweest.

Postma (1)

Sjoerd Wygers werd in 1749 in het belastingregister omschreven als arbeider met de aantekening ‘wint ternauwernood de cost’. Zijn zoon Wyger Sjoerds overleed in maart 1811. Wygers’ weduwe, Tjitske Harmens, noemde zich in december 1811 Posthumus. Later werd steeds gebruik gemaakt van de naam Postma. Beide namen betekenen ‘geboren na het overlijden van de vader’ of in dit geval iets ruimer vertaald ‘naam aangenomen na het overlijden van de echtgenoot/vader’. Een achter-achter-kleinzoon van Wyger en Tjitske, Tjidsger Rones Postma, woonde in een boerderij aan de Lytse Wei 1 onder Harkema. In 1938 brandde deze boerderij uit 1748, als gevolg van spelen met vuur, af.

Postma (2)

Een andere familie Postma komt van oorsprong ook uit Oostermeer. Kornelis Hayes had het niet breed in 1749. Hij werd omschreven als een arbeider ‘die de cost niet kan winnen’. Hij kreeg een zoon Haye Kornelis. Diens zoon Kornelis Hayes overleed in december 1811. Mogelijk was dat de reden dat de familie geen achternaam heeft opgegeven. In januari 2012 kreeg Kornelis’ weduwe, Antje Jans van der Hoog, nog een zoon. Dat was waarschijnlijk de reden dat de familie zich later Postma noemde. Antje Jans van der Hoog werd ook de voorouder van de Spinders, want later hertrouwde zij met weduwnaar Marten Pieters Spinder. Een verre nakomeling van Kornelis Hayes, Haye Douwes Postma, is een aantal jaren koster bij de hervormde kerk in Drogeham geweest .

Heidbuurt

Klaas Hayes was een broer van de hierboven genoemde Kornelis Hayes. Hij noemde zich in 1811 Heidbuur. Later werd steeds de naam Heidbuurt (met een t erachter) gebruikt. De familie woonde toentertijd in de Heidbuurt, een streek in Oostermeer waar vroeger heide was. De weg die door deze streek loopt heeft nog de naam van deze buurt, de Heidbuurtweg. Deze weg loopt tussen de Swartewei en de Seadwei. Het is waarschijnlijk dat Klaas Hayes de stamvader van alle Heidbuurts uit deze omgeving is.

Simon Hoeksma

FAMILIENAMEN (4)

Er waren verschillende mensen die zich noemden naar het dorp waar ze woonden of geboren waren. Zo waren er (oud-)inwoners van Drogeham die zich Hamstra, Van Ham of Van der Ham noemden. In totaal waren er acht gezinshoofden die zich naar Drogeham noemden.

Wietze Pieters van der Ham

Wietze Pieters noemde zich in 1811 Van der Ham. Later werd de naam steeds als Hamstra geschreven. Wietze Pieters is de voorvader van bijna alle Hamstra’s die nu nog in Drogeham wonen.

Fokke Jans Hamstra

Fokke Jans was schoenmaker te Drogeham en noemde zich in 1811 Hamstra. Dit is via de vrouwelijke lijn een voorvader van Trien van der Veen (Kromelle).

Tys Lammerts Hamstra

Tys Lammerts was geboren in Drogeham als zoon van Lammert Tysses en Aaltje Boeles. Later was hij boerenknecht in Harkema-Opeinde (Hamsterpein). Tys was vrijgezel en schonk een deel van zijn erfenis aan de Hervormde Kerk. In de krant stond toentertijd: De floreenplichtigen van Drogeham confereerden in de kerk over de aanneming der erfenis van de boereknecht Thijs Lammerts Hamstra te Harkema-Opeinde. Bij de erfenis hoorde onder andere het Thijsekampke, dat later door de kerkvoogdij steeds verhuurd werd. Op dit land staat nu de fabriek van VDM. Een ander stuk land dat onder de erfenis viel was de Pekel bij de Hamsherne dat nog steeds eigendom van de Hervormde Kerk (nu PKN) is.

Wolter Siebrens van Ham

Wolter Siebrens en Janke Sakes kwamen beide uit Drogeham. Janke, die in 1811 reeds weduwe was, noemde zich Van Ham. Later is er steeds sprake van Hamstra. Van deze familie wonen nog verschillende nazaten in Harkema.

Yde Rinses Hamstra

Yde was geboren in Drogeham als zoon van Rinse Gaukes en Stijntje Ydes. In 1811 was hij grofsmid te Eestrum en noemde zich Hamstra. Een nazaat van hem was Akke Jans Hamstra die met Pieter Jans van der Wal trouwde. Dit paar woonde aan de Lytse Wei 63, waar later zoon Jan woonde. Leden van deze familie waren korfmaker. Van mattenbies werden stoelzittingen, manden en vloermatten gevlochten. Het Friese woord voor mattenbies is popel.

Overige Hamstra’s

Age Pieters was landbouwer te Rottevalle. Zijn ouders, Pieter Ages en Aaltje Jochums, kwamen van oorsprong uit Drogeham. Daarom noemde hij zich Hamstra. Zijn broer, Jisk Pieters, koos een heel andere naam en noemde zich De Vries. Sybe Fokkes was geboren in Drogeham, maar woonde in 1811 in Oostermeer. Hij was een zoon van Fokke Ages en Wytske Sybes en een neef van bovengenoemde Age Pieters. Ook hij noemde zich Hamstra. Klaske Klazis was getrouwd met Johannes Jans, die waarschijnlijk in 1811 al was overleden. Klaske woonde in Eestrum en noemde zich Hamstra. Mogelijk kwam haar echtgenoot uit Drogeham.

Geen achternaam opgegeven

Jan Botes was geboren te Drogeham. Zijn vader, Bote Jans, was hier herbergier. Jan Botes heeft in 1811 geen officiële achternaam opgegeven, maar noemde zich later Hamstra. Bij zijn overlijden woonde hij in Twijzel, waar nog verschillende nazaten van hem wonen. Ook Goitzen Fokkes heeft in 1811 geen achternaam opgegeven. In de trouwakte uit 1822 werd hij Hamstra genoemd. Opmerkelijk is dat hij in de overlijdensakte van 1834 Fokkinga werd genoemd. Mogelijk kwam dit omdat zijn halfbroer Roel Fokkes, de voorvader van de Fokkinga’s, zich in 1811 Fokkinga had genoemd. Een andere halfbroer van hem was de eerdergenoemde Sybe Fokkes Hamstra.

Simon Hoeksma

FAMILIENAMEN (5)

Dit keer wordt er aandacht geschonken aan de volgende familienamen:

Veenstra

De Veenstra’s komen van oorsprong uit de Dokkumer Wouden (Murmerwoude, Dantumawoude, Wouterswoude). Ten zuiden hiervan was een veengebied, waar Wybren Fokkes als veenbaas werkzaam was. Vandaar dat zoon Fokke Wijbrens in 1811 koos voor de familienaam Veenstra. Het is opvallend dat zijn broers en zusters allemaal voor de achternaam van Van der Meulen kozen. Zijn vrouw, Ydskjen Sikkes, had als achternaam Haalstra; dat wil zeggen zij was afkomstig van de Hale, een heidegebied ten zuiden van bovengenoemde dorpen. In de begintijd werd de familienaam Feenstra vaak met een F geschreven, later heeft de V de overhand gekregen. Na 1811 zijn de Veenstra’s naar Harkema verhuisd, waar nu nog veel nazaten van Fokke Wijbrens wonen. Sije Veenstra begon een touringcarbedrijf in Harkema. Dit bedrijf zit tegenwoordig in Buitenpost en wordt nu Veenstra Reizen genoemd. De oprichter was de grootvader van Sije Veenstra (Gealstrjitte). Ook diverse andere Veenstra’s uit Drogeham zijn nakomelingen van Fokke Wijbrens.

Van der Wijk

Volgens het naamgevingsregister van 1811 woonde Geert Andries van der Wijk in Surhuisterveen. Hierbij moeten we niet denken aan het huidige Surhuisterveen, maar aan de Surhuisterveen-sterheide, het tegenwoordige Boelenslaan. Daar wonen al generaties lang Van der Wijks. Om de turf te kunnen afvoeren zijn er tijdens de verveningen in het toenmalige Boelenslaan veel wijken gegegraven. Geert Andries woonde aan een van deze wijken, namelijk de Dwarswijk, en noemde zich daarom Van der Wijk. De in Drogeham wonende Van der Wijks zijn nazaten van hem.

Postma

De familie Postma is afkomstig uit Duurswoude. In 1811 gaf Wolter Wolters als achternaam Posthumus op. Later werd de naam ook geschreven als Posthuma en Postma. De laatste versie is uiteindelijk gebruikelijk geworden. Postma betekent geboren na de het overlijden van de vader. Dat betekent dat Wolter is geboren toen zijn vader al gestorven was. Via de Surhuisterveenheide en Harkema kwamen de Postma’s in Drogeham terecht. Eén van de nazaten is Roel Postma (Slotstrjitte).

Pultrum

Van oorsprong waren de voorouders van de Pultrums als schipper en veenbaas in de vervening te Surhuisterveen werkzaam. In 1749 was Jurjen Egberts timmerman. Waarschijnlijk timmerde hij onder andere schrijfbureaus, want in 1811 nam zijn weduwe de achternaam Pulterum aan, later geschreven als Pultrum. Een pultrum is namelijk een combinatie van een schrijfbureau en een kast met laden. Veel Pultrums zijn later in Houtigehage terecht gekomen. Ook zijn er Pultrums in Harkema gaan wonen. Enkele nazaten hiervan gingen in Drogeham wonen.

Haarsma

De voorouders van de Haarsma’s zijn afkomstig uit Suameer. Jan Alles noemde zich in 1811 Harsman. Later werd de naam steeds als Haarsma geschreven. Harsman is afgeleid van de Harste, een buurtschap ten zuiden van Suameer. Hier zullen ze toentertijd gewoond hebben. Harste wil zeggen zandhoogte, dat betekent dat de Harste op een zandhoogte ligt. Enige nazaten van Jan Alles kwam later via Harkema in Drogeham terecht.

Simon Hoeksma

FAMILIENAMEN (6)

Dit keer aandacht voor een aantal van oorsprong boerenfamilies.

Nicolai

De voorvader van de Nicolai’s is dominee Atzo Nicolai. Hij werd geboren te Franeker en was van 1670 tot 1701 predikant te Drogeham. Eigenlijk heette hij gewoon Atze Clases, maar destijds was het de gewoonte dat mensen die gestudeerd hadden hun naam lieten verlatiniseren. Een andere naam voor Claas is Nicolaas. In het Latijn wordt het dan Atzo Nicolai. Atzo Nicolai kreeg 14 kinderen en is de stamvader van de Nicolai’s in Drogeham en Harkema en omgeving.

Postmus

De oudst bekende Postmus is Hendrik Hendriks Postmus ook wel Posthumus genoemd. Post(hu)mus betekent geboren na het overlijden van de vader. Toen Hendrik Hendriks geboren werd was z’n vader dus al overleden. Hij was afkomstig van Oostermeer en door z’n huwelijk werd hij boer op de boerderij aan de Hamsterpein 6. Hendrik Hendriks kreeg een zoon Albert Hendriks, die jeneverstoker te Surhuisterveen werd. Zijn zonen keerden terug naar de Hamsterpein, waar ze evenals hun grootvader, boer werden. Nazaten van Hendrik Hendriks hebben gewoond op boerderijen aan de Hamsterpein 1, 10a en 12a en de Kromelle 1 en 5. Nazaten hiervan werden o.a. boer aan de Lytse Wei 28 en de Tillewei 9.

Buma

De familie Buma was van oorsprong een vervenersfamilie die later boer geworden is. De Buma’s woonden aan de Feansterfeart (onder Surhuizum), halverwege Surhuisterveen en Roodeschuur. Toen Hepke Berends Buma hier woonde, werd de boerderij Bumaheerd genoemd. De achternaam Buma is waarschijnlijk afgeleid van Buwe. Een van de voorouders heette waarschijnlijk Buwe. Tegenover de boerderij lag een tille of brug. Deze werd naar de Buma’s Buwetille genoemd. In 1777 is er een nieuwe boederij gebouwd. Hier kwam de naam Buwetille op te staan. Nog altijd wonen er nazaten van de familie Buma op deze boerderij. De Buma’s uit Drogeham stammen ook van deze familie af.

Witteveen

Zoals de naam Witteveen al doet vermoeden, is de familie afkomstig van het Witveen onder Oostermeer. Evenals bijna alle andere families uit het Witveen waren de Witteveens doopsgezind. In het begin van de 18e eeuw is Tjerk Jans op een boerderij aan de Hamsherne 3 komen wonen. Daarna hebben hier verschillende generaties Witteveen gewoond. Een bekende persoon uit het geslacht Witteveen was Hearke Tjerks Witteveen. Zijn bijnaam was Sterke Hearke.

Hansma

Tamme Johannes noemde zich in 1811 Hansma. Dat is afgeleid van z’n vaders naam Johannes, wiens roepnaam waarschijnlijk Hans was. Opvallend is dat z’n broer de achternaam Hannes aannam. Tamme Johannes komt uit het Witveen, waar z’n vader boer was. Tamme is zelf boer geworden op een voormalige boerderij van de Hervormde Kerk in de Hamsherne (huidig adres Lytse Wei 32a) te Drogeham. Nazaten van hem werden boer op de Tillewei 32.

Simon Hoeksma

FAMILIENAMEN

Sommige achternamen verwijzen naar de plaats van herkomst, zoals bijvoorbeeld de naam Van der Veen. Van der Veen duidt erop dat de mensen van het veen afkomstig waren of in het veen werkzaam waren. Verschillende Van der Veens kwamen in de loop der tijd in Drogeham terecht. Tegenwoordig wonen er nog heel wat Van der Veens in ons dorp.

Van der Veen (1)

Berend Jans was reeds in 1807 overleden. Zijn weduwe Roelofke Jetzes heeft in 1811 geen officiële achternaam opgegeven. De broers van Berend Jans, Willem en Johannes, hebben wel een achternaam opgegeven. Zij noemden zich Van der Veen. Ook de kinderen van Berend Jans voerden later deze naam. De Van der Veens woonden toen bij Rohel, waar ze mogelijk in de vervening werkzaam waren. Later kwam de familie in Drogeham terecht. Nazaten van Berend Jans waren o.a. Jetze van der Veen (Hamsterpein), Eerde van der Veen (Buorren) en Jetze van der Veen (Gealstrjitte).

Van der Veen (2)

Rudmer Sierks woonde rond 1800 in Veenklooster. Hij noemde zich in 1811, naar zijn woonplaats, Van der Veen. Nazaten van hem kwamen in Drogeham terecht. Tegenwoordig wonen er echter niet zoveel nakomelingen van hem meer in Drogeham. Antje Hoekstra-van der Veen (Kromelle) en Wieger van der Veen (Gealstrjitte) waren nazaten van Rudmer Sierks.

Van der Veen (3)

Andries Jelles was afkomstig van Witveen onder Oostermeer. Ook hij noemde zich in 1811, naar zijn woonplaats, Van der Veen. Deze familie is later in Harkema en weer later ook in Drogeham terecht gekomen. Nazaten zijn/waren onder meer Ieme van der Veen (Boskloane), Aan van der Veen (Kleasterbreed), Alle van der Veen (Sânnen) en IJbeltje Alma-van der Veen (Van Velzenstrjitte).

Visser

Meindert Jans was visser en woonde op het Witveen onder Oostermeer. Zijn weduwe, Uilkje Melles woonde rond 1810 bij Monniketille, dat toen deels onder Harkema-Opeinde viel. Zij heeft geen officiële achternaam opgegeven. Omdat hun vader visser was, noemden de kinderen (een zoon en een dochter) zich later Visser. Zoon Melle was echter zelf geen visser, maar arbeider. Kinderen van Melle gingen in Drogeham wonen.

Stienstra

Oeds Jakobs woonde rond 1810 ook bij Monniketille en noemde zich in 1811 Steenstra. Zijn moeder noemde zich echter Van der Steen. Beide namen zijn alleen vermeld in het naamgevingsregister, want later in de burgerlijke stand is steeds sprake van de naam Stienstra. De Stienstra’s, die van oorsprong uit Surhuisterveen kwamen, waren indertijd schippers en verveners; zij vervoerden onder andere stenen.

Van der Wal

De Van der Wals zijn van oorsprong afkomstig van Zwaagwesteinde. Later woonden ze aan de wal van het Kolonelsdiep dat toen dwars door Kootstertille liep. Vandaar dat Alle Feyes de achternaam Van der Wal aannam. Hij was hier veerschipper. Heel wat Van der Wals verhuisden in de loop der tijd naar Drogeham. De meeste Van der Wals die in ons dorp wonen, zijn familie van elkaar en zijn nazaten van Alle Feyes.

Simon Hoeksma

FAMILIENAMEN (8)

Veel familienamen op –ing of –ink komen uit Twente, de Achterhoek en Bentheim. Bentheim ligt in Duitsland in de ‘inham’ tussen Drenthe en Twente. Het gebied was nauw verwant aan Nederland. Tot 1850 werd er zelfs Nederlands gesproken.

Schievink

De familie Schievink is afkomstig uit Bimolten in de buurt van Nordhorn in het graafschap Bentheim. Vanwege gebrek aan inkomsten kwamen veel linnenwevers uit dit gebied naar Friesland. Zo ook Durk Hendriks die in Drogeham ging wonen. Al voor 1811 droegen Durk Hendriks en zijn familie de achternaam Schievink. Deze familienaam is oorspronkelijk een boerderijnaam. De boerderij is genoemd naar iemand met de voornaam Schieve of iets dergelijks.

Weening

De familie Weening, ook een –ing naam, is afkomstig uit de Achterhoek. Weeninck was eveneens de naam van een boerderij. Deze boerderijnaam, is evenals Schievink, afgeleid van een voornaam, bijvoorbeeld Wenne. De naam werd in het begin op verschillende manieren geschreven: Weeninck, Wenink, Wening, Weenings en Weening. De laatste is uiteindelijk de definitieve naam geworden. Via Winterswijk en Gerkesklooster kwamen de Weenings in Harkema terecht. Willem Tijsses Wenink was wever. Hoewel de familie al voor 1811 een achternaam had, heeft ze deze in 1811 niet officieel opgegeven.

Tabak

De oudst bekende voorouders van de Tabaks kwamen uit Beetsterzwaag. Via Tjalleberd kwam de familie in Rottevalle terecht. De Tabaks woonden aan de Langewijk, dichtbij het Jachtveld. Dit gebied viel tot 1943 onder Rottevalle. Later wonen de Tabaks vooral in Harkema en weer later verhuizen een aantal leden uit deze familie naar Drogeham. Hendrik Jans heeft in 1811 geen officiële familienaam opgegeven. Wel zijn er een aantal andere mensen die de naam Tabak opgegeven hebben en die mogelijk familie van Hendrik Jans waren. De naam Tabak wijst erop dat de familie iets met de verwerking van tabak deed, bijvoorbeeld tabakskerver (iemand die tabaksbladeren in repen snijdt) of tabakspinner (iemand die tabak tot rollen verwerkt).

Kooistra

De Kooistra’s zijn van oorsprong afkomstig uit Hallum. In de buurt van Hallum lagen vroeger verschil-lende eendenkooien. De voorouders van de Kooistra’s woonden in de buurt van zo’n eendenkooi, vandaar dat ze de familienaam Kooistra aannamen. In een eendenkooi werden wilde eenden gevangen die voor de consumptie bestemd waren. Via Enkhuizen en Stiens is de famlie Kooistra op de heide in Harkema terecht gekomen.

Van Minnen

Johannes Jans is geboren in Stiens en woonde later in Paesens, waar hij timmerman was. Hij trouwde in 1798 met Pietje Sjoerds Iestra uit Drogeham. Ze zijn toen in Drogeham gaan wonen, waar Johannes het timmervak voortzette. In 1811 nam hij de naam Van Minnen aan. Deze achternaam werd reeds gedragen door z’n vader Jan. Van Minnen wil zeggen afkomstig uit Minnen of op z’n Duits Minden. Rond 1630 dienden huursoldaten uit Duitsland in het Nederlandse leger. Een deel kwam uit Sankt Minden, een gebied gelegen tussen Osnabrück en Hannover. Zij dienden onder de hopman Oenema. Verscheidene soldaten zijn toen in Nederland blijven hangen en trouwden een Nederlandse vrouw.

Simon Hoeksma

FAMILIENAMEN (9)

Sommige familienamen zijn afgeleid van de plaats waar de familie van oorsprong vandaan komt. Andere familienamen verwijzen naar een beroep, een boerderijnaam of naar de omgeving.

Kalsbeek

De oudst bekende voorouders van de familie Kalsbeek komen uit de omgeving van Oldeboorn en Akkrum. In de hervormde kerk van Akkrum is een familiewapen in één van de gebrandschilderde ramen te zien van de familie Kalsbeek, een kalf staande langs de beek. Kalsbeek zou een verbastering van Kalfsbeek kunnen zijn. Waarschijnlijker is echter dat de voorouders uit Kallbach in Duitsland afkomstig zijn. Al voor 1811 gebruikte de familie de achternaam Van Kalsbeek. Marten Jelles was meester timmerman in Akkrum. Zijn zoon Jelle Martens trouwde op 50-jarige leeftijd met de 26 jaar jongere Elske Pieters Sikkema uit Burum en ging in Buitenpost wonen.

Van den Bosch

Grietje Andries, die in 1811 reeds weduwe was, heeft geen oficiële achternaam opgegeven. Later kwam ze voor met de achternaam Bosma of Van den Bosch. Haar zoon Gaatze Gaatzes had later een dubbele achternaam, namelijk Postma van den Bosch. Mogelijk had hij de bijnaam Postma, omdat zijn vader bij Gaatzes’ geboorte al was overleden. Later is daar dan de familienaam van zijn moeder achter gezet. Daardoor kreeg hij dus een dubbele achternaam. Zijn kinderen namen één achternaam aan. Opvallend is dat een deel van de kinderen koos voor Van den Bosch en een ander deel voor Postma. Van oorsprong komt de familie uit Veenwouden en was hier arbeider. Later woonden er verschillende nazaten in Harkema.

Van Doezum

De Van Doezums zijn, zoals de naam al doet vermoeden, van oorsprong afkomstig uit Doezum. De oudst bekende voorvader is Lammert Jans die begin 18e eeuw in Doezum woonde. Via Gerkesklooster kwam de familie in Surhuisterveen en later op de Harkemaster heide terecht. De meeste Van Doezums waren arbeider.

Van Houten

De voorouders van de Van Houtens zijn afkomstig uit Nordhorn in het graafschap Beintheim in Duitsland. In Duitsland voerden ze voor 1811 reeds de achternaam Holtkamp. Hier hadden ze een boerderij. Mogelijk heette deze boerderij Holtkamp. Bij de naamsaangeving in 1811 heeft Harmen Jans, die inmiddels naar Drachten was verhuisd, de naam Van Houten opgegeven. Harmen Jans was landbouwer, zijn zoon was later arbeider.

Pitstra

De familienaam werd in het begin op verschillende manieren geschreven: Pitstra, Pit en Petstra. Een pet is een stuk veengrond waar turf uitgebaggerd wordt. Een ander woord voor pet is pit. Waarschijnlijk waren de Pitstra’s in de vervening werkzaam. Zij hadden namelijk veengronden bij de Wijde Pet tussen Harkema en Surhuisterveen liggen. Het is opmerkelijk dat Hendrik Jans zich in 1811 Pitstra noemde en zijn broer Sikke Jans zich Pit noemde. Beiden waren toen schipper, waarschijnlijk van turf.

Simon Hoeksma

GESCHIEDENIS VAN DROGEHAM

telefoon

In 1881 kwamen de eerste telefoonaansluitingen in Nederland in Amsterdam. Ruim 20 jaar later, in 1904 kwam er een telefoonkantoor in Kootstertille. De verbindingen kwamen in die tijd handmatig tot stand via het telefoonkantoor. De medewerker van de telefooncentrale moest dan handmatig de juiste schakelaar omzetten. In het begin waren er nog maar weinig mensen die telefoon hadden en in 1910 zag de gemeenteraad een uitbreiding van het telefoonnet nog niet zitten:

Ten aanzien van het verzoek van S. van der Wal e.a. om pogingen in het werk aan te wenden dat Drogeham met andere plaatsen telephonisch worde verbonden, werd bij acclamatie (= met algemene stemmen), overeenkomstig het advies van burgemeester en wethouders besloten, om het verzoek van de hand te wijzen.

Volgens een telefoongids had in 1915 nog steeds niemand telefoon in Drogeham. In 1950 hadden er nog maar 25 mensen, meest middenstanders, telefoon. Naast het beroep stond er in de gids soms ook een huisnummer bij. Er waren toen nog geen officiële straatnamen. K.D. Postmus woonde aan de Hamsterpein 12 en viel onder het netnummer 05123 van Augustinusga.

TELEFOONGIDS 1950 netnummer 05121

201 Beerstra, S., Café, bierbottelaar

230 Boksma, L., Hoenderpark en electr. broederij

212 Boksma, Tj., Pluimvee en eierhandel

226 Bosma Pzn, J.T., Gepensioneerd P.T.T.- ambtenaar

203 Groenveld, C., Smid en rijwielhandel

236 Hoorn, A.C. van, Arts

208 Houten, H. van, Expediteur

239 Jong, Ds. J.S. de, Gereformeerd predikant

205 Jong, M. de, Houtwarenfabriek

231 Kramer, P.J., Schilder

237 Laagland, Fa. Gebr., Electro-technisch bedrijf

218 Meer, F. van der, Timmerfabriek

234 Minnen, J. van, Timmerbedrijf

213 Nagel, J.C., Manufacturen en confectie, no 98a

233 Nicolai, A., Schilder, no. 64b

225 Politie, Post Drogeham (woonhuis waarnemer O.O. den Engelsman, no. 128)

210 Post-, Telegraaf- en Telefoondienst, Kantoor Drogeham

219 Postema, J., Smid, Schoolstraat 78

222 Postmus, K.D., Veehouder (netnummer 05123)

229 Postmus W.M., Fouragehandel

215 Spinder, P. Tj., Manufacturen- en galanteriehandel, no. 113

221 Tuinstra, G., Garage

209 Wal, S. van der, Kruidenierswaren, galanterieën en huishoudelijke artikelen

216 Wal, A. van der en Postmus W., Timmerbedrijf, no. 64

217 Witteveen, H., Brandstofhandel

235 Wijma, J.W., In granen en kunstmest

Simon Hoeksma

GESCHIEDENIS VAN DROGEHAM

Elektriciteit, waterleiding en gas

We weten nu niet beter: elektrische verlichting, stromend water uit de kraan en verwarming op gas. Toch is het eeuwenlang anders geweest en eigenlijk is dat nog helemaal niet zo lang geleden. Het gebruik van elektriciteit, waterleiding en gas heeft het leven heel wat gemakkelijker gemaakt. Denk bijvoorbeeld maar aan al die apparaten die op stroom werken, zoals wasmachines, stofzuigers, radio’s, televisies, enzovoort.

Elektriciteit

Vroeger was men voor de verlichting in huis aangewezen op olielampen en kaarsen. De straatverlichting bestond uit olielampen op palen die bij het invallen van de duisternis door een lantaarnaansteker met behulp van een lange stok aangestoken moesten worden. In Drogeham heeft onder andere Binne Rekker deze functie vervuld. Elektrische verlichting was een hele vooruitgang. In 1913 kwamen de gemeenteraad van Achtkarspelen en een afvaardiging van de dorpscommissies bijeen om te spreken over de aanleg van elektrische verlichting. Besloten werd aan alle ingezetenen een vragenlijst toe te sturen om de belangstelling te peilen. Het heeft echter nog een aantal jaren geduurd voordat er daadwerkelijk elektrische verlichting kwam. Waarschijnlijk is de aanleg van de verlichting in 1921 van start gegaan. In dat jaar vroeg het Gemeentelijk Elektriciteits Bedrijf (G.E.B.) namelijk een chef-monteur en een kassier-boekhouder. In 1929 waren er reeds 1808 lichtaansluitingen, 130 krachtstroomaansluitingen voor bedrijven en 231 straatlantaarns op het elektriciteitsnet van Achtkarspelen aangesloten. Het G.E.B. betrok de stroom van het P.E.B. (Provinciaal Elektriciteits Bedrijf). Het G.E.B. van Achtkarspelen heeft tot 1941 bestaan, want toen besloot Provinciale Staten dat alle elektriciteitsbedrijven onderdeel zouden worden het Provinciaal Elektriciteits Bedrijf.

Waterleiding

Vroeger kwam het water uit sloot. Dit water was echter niet altijd even schoon, omdat de sloten tevens als rioolvoorziening werden gebruikt. Het was dan ook geen wonder dat er regelmatig besmettelijke ziektes als cholera en tyfus uitbraken. Later werd gebruikt gemaakt van een regenwaterbak of een waterput. Nadat eerst de grote steden van waterleiding waren voorzien, kwamen er ook aansluitingen op het plattegrond. In 1949 presenteerde het Waterleidingbedrijf een plan om in Friesland binnen vier jaar 6000 woningen op het waterleidingnet aan te sluiten. Drogeham werd in 1953 voorzien van stromend water.

Gas

Het verwarmen van de woning gebeurde vroeger met turf, steenkool of olie. Door de ontdekking van aardgas kwam er een nieuwe verwarmingsbron beschikbaar, die alle ruimten in het huis kon verwarmen. Langzamerhand gingen veel mensen over op centrale verwarming. Bovendien kreeg men de beschikking over warm water uit de kraan. Door de vondst van aardgas bij Slochteren in het begin van de jaren zestig raakte het gebruik van aardgas in een stroomversnelling. Het Gasbedrijf Noord-Oost Friesland had in 1963 plannen om heel Noordoost-Friesland, dus ook Drogeham, op het aardgasnet aan te sluiten.

Simon Hoeksma

GESCHIEDENIS VAN DROGEHAM

De korenmolen van Drogeham

In bijna alle dorpen stond vroeger een korenmolen. Hier brachten de boeren het graan naar toe om het te vermalen tot meel. Omdat er vooral rogge werd gemalen, hèt volksvoedsel, sprak men meestal van een roggemolen. De oudst bekende korenmolen van Drogeham stond volgens de Schotanuskaart van 1718 ten oosten van de hervormde kerk. Na het afbreken van de molen kwam hier de brink. In de achttiende eeuw is de molen verplaatst naar de noordkant van de Buorren waar nu de familie Overzet (Buorren 14) woont.

Vanaf 1780 was Bouwe Hylkes van der Meulen eigenaar van de molen. In 1818 bood hij de ‘rog- en weitmolen’ met bakkerij te koop aan. Pieter Jans Tietes werd voor 4000 gulden de nieuwe eigenaar, maar in 1821 stond alles al weer te koop. De volgende eigenaar was toen Roel Mekkes Nicolai . Hij leende in totaal 3000 gulden van Jan Romein uit Buitenpost bij de aankoop van de molen. In 1828 zette hij de ‘rogmolen , huizinge, bakkerij met schuur en stalling cum annexis’ ingaande 1829 voor vier jaar te huur. Na zijn overlijden, in 1851, zette zijn vrouw Joukjen Andries van der Veer het bedrijf voort. In 1858 wilde zij de vervallen standerdmolen vervangen door een achtkante molen, maar ze kreeg daarvoor geen toestemming omdat hij te dicht op de weg stond. Dat was niet toegestaan, want hoewel voetgangers wel goed zouden uitkijken, zouden passerende paarden van een draaiende molen kunnen schrikken en op hol slaan. Het niet afgeven van een vergunning betekende zo het einde voor het bedrijf. In 1859 werd de molen afgebroken.

Oproer in 1748

Over elke zak meel die vroeger gemalen werd, moest belasting betaald worden; dit noemde men de belasting op het gemaal. De belastinginning was verpacht aan opzichters. Zij moesten er op toezien dat alles rechtmatig gebeurde en alle uitgevoerde werkzaamheden nauwkeurig in de geschriften noteren. ’s Avonds na 6 uur mocht er niet meer gemalen worden. Dan werd de molen met een grote ketting op slot gedaan. De belastingdruk in de 18e eeuw was hoog en bovendien werkte het systeem in de hand dat er misbruik van gemaakt werd. De belastinginning werd namelijk door de provincie verpacht aan de laagst biedende. De pachter moest de belasting innen, maar tegelijkertijd hier z’n eigen inkomen uit halen. Om zichzelf te verrijken vroeg hij, net als de tollenaars in de Bijbel, soms meer dan nodig was. Het was dan ook geen wonder dat er in 1748 oproer uitbrak. In Bergum en Oostermeer werden de opzichtershuisjes door ‘jongers en geringe soorte van de menigte’ vernield. Het oproer sloeg ook naar Drogeham, Rottevalle en andere dorpen over. Het huisje van de opzichter in Drogeham, Tymen Jans, moest het ontgelden. De ketting kwam van de molen en toen kon molenaar Jacob Beernts in opdracht van de boeren maar volop malen. Als gevolg van deze opstand in Friesland werd besloten een nieuw belastingsysteem in te voeren. Het werd een belasting naar draagkracht. De belasting werd geïnd door collecteurs. Wie graan wilde laten malen, moest eerst naar de plaatselijke ontvanger of collecteur om de belasting te betalen. Pas daarna mocht men het graan naar de molen brengen. In de buurt van de molen woonden twee cherchers die moesten controleren of alles rechtmatig gebeurde. Om fraude te voorkomen werden de cherchers om de twee of drie jaar overgeplaatst naar een ander dorp.

Simon Hoeksma

GESCHIEDENIS VAN DROGEHAM

Haersmastate

Zo’n 200 jaar geleden stond in Drogeham een voorname woning, een state of slot genaamd. Straatnamen als Slotstrjitte en Slotstépaed herinneren hier nog aan. Ook seniorencomplex It Slotstee en bar-café It Slotstee herinneren aan deze voorname woning. Daarmee is ook direct de plaats van het slot aangegeven. De state stond in de buurt van de Slotstrjitte.

Het boek ‘De Tegenwoordige Staat in Friesland’ deelde in 1786 mee: ‘Onder dit dorp is voor eenige jaaren door den raadsheer mr. J.L. Dois van Haersma een fraaie buitenplaats gesticht’.

De state is waarschijnlijk in 1767 gebouwd door Mr. Johan Lodewijk Doys van Haersma. Hij was geboren op 5 augustus 1723 en een zoon van grietman Arent van Haersma en en zijn vrouw Anscke van Doys. Op 5 april 1755 trouwde hij met Maria Louisa van Glinstra. Na haar overlijden op 29 mei 1759 trouwde hij met Albertina Sophia van Plettenberg. Van 1750 tot 1755 was hij secretaris van de grietenij (gemeente) Achtkarspelen en daarna was hij raadsheer (rechter) bij het Hof van Friesland. In 1804 is hij overleden. Zijn weduwe verhuisde toen naar Leeuwarden en overleed vier jaar later, in 1808.

In datzelfde jaar stond de volgende advertentie in de Leeuwarder Courant: ‘verkoop ten huize van Sytze Hendriks, castelein in de Vergulde Wagen te Drogeham. Een heerenhuizinge, waar agter koe- en paardestallen, mitsgaders een ruime schuur met hovinge, tuinen, bomen en plantagie, benevens een poel voorzien met klyn- en 13½ lopenstal zo bouw- als greidlanden, om en bij de huizinge gelegen onder Drogeham, behorende aan de Erven van wijlen de heer J. Peterson; zijnde de huizinge direct, de schuur op den 1 may, en de landen op St. Petry 1808 vrij te aanvaarden. Zullen de huizinge en schuure op afbraak worden geveild’.

De genoemde heer J. Peterson had het geheel enkele jaren eerder gekocht van de weduwe Van Haersma. De reden van afbraak zal zijn geweest dat het slot te duur in onderhoud was. Dat is namelijk ook de reden waarom de meeste andere states in Friesland zijn afgebroken.

Op een kaart uit 1844 staat de plaats van Haersmastate nog aangegeven. Achter het slot lag een waterkolk en, zoals vaker bij states het geval was, een zandberg. Ook bevond zich een deel van de bezittingen aan de andere kant van de Lytse Wei. De Hearsgrêft herinnert nog aan de gracht van Haersmastate.

Toelichting: Een lopenstal is een oppervlaktemaat van ongeveer 1/3 hectare. Met de poel werd de Teyepoel bij de Ikkers bedoeld. Klyn is een ander woord voor veen. Sint Petry viel op 22 februari.

Simon Hoeksma

GESCHIEDENIS VAN DROGEHAM

De markt

In Drogeham werd vroeger twee keer per jaar een veemarkt gehouden. Deze markt werd gehouden op de brink. Deze brink lag op de plaats waar nu de huizen aan de Ike Buorren staan. Het beeld van de Hamster Ko, dat hier vlakbij staat, herinnert er nog aan. Op de dinsdag voor de 12e mei werd een koeien- en paardenmarkt gehouden en op de laatste woensdag in september een koeien-, paarden- en vlasmarkt. Vlas was een product dat hier vroeger veel verbouwd werd en waaruit linnen gemaakt werd. Van linnen werd vervolgens weer kleding gemaakt.

Alde Maaie

12 mei werd vroeger in Fryslân ‘âlde maaie’ genoemd. Dit was de dag dat er nieuwe pacht- en arbeidscontracten afgesloten werden en er verhuisd werd. Overal in Fryslân zag men die dag mensen langs de wegen trekken met karren vol huisraad: de pachtboer onderweg naar zijn nieuwe boederij, de arbeider onderweg naar zijn nieuwe baas.

Van oudsher liep in het noordwesten van Europa het jaar van 1 mei tot en met 30 april. Dat betekende dat op 1 mei het nieuwjaar werd gevierd en het nieuwe jaarcontract voor een betrekking bij een baas op die dag inging. In 1701 werd in Fryslân de zogenaamde Gregoriaanse kalender ingevoerd, een kalender die in andere gebieden in Europa al eerder in gebruik genomen was. Hierdoor schoof de kalender 11 dagen op. Op 31 december 1700 volgde 12 januari 1701. De oude 1 mei was nu plotseling 12 mei geworden. Omdat de bestaande jaarcontracten 365 dagen omvatten, werd 12 mei vanaf dat moment de dag waarop de contracten afliepen en opnieuw gesloten werden. De nieuwe 1e mei werd de feestdag ‘nije maaie’ en de 12e mei kwam bekend te staan als ‘âlde maaie’. Tot in de vorige eeuw liepen veel arbeidscontracten bij de boer nog tot 12 mei.

Advertentie

Op 8 april 1769 stond de volgende advertentie in de Leeuwarder Courant: ‘De volmagten van den Dorpe Drogeham adverteeren, dat met Approbatie van de Heere Grietman D. de Blocq van Haersma, voortaan ’s jaarlyks in de Drogeham staan gehouden te worden een Paarde- en Koemerkt des Dingsdags voor oude May, en een Paarde-, Koe- en Vlasmerkt op de laatste Dingsdags in September. Wordende de Drukkers van Almanakken verzogt om voortaan altoost de eerte Merkt te plaatzen op de Dingsdag voor den 12 May en de laatste Merkt des Woensdags voor de eerste October, en zullen de geene die de grootste Koppel Paarden en Koeyen op de eerste Merkt te koop veild ieder een Gouden Rydder tot een vereeringe genieten’.

Toelichting: Volmagten waren gekozen vertegenwoordigers van het dorp. Approbatie betekent goedkeuring. De grietman was de voorganger van de burgemeester. Een almanak was een soort jaarboekje met onder andere informatie over bepaalde evenementen. Een gouden rydder (= rijder) was een munt.

Bijna tien jaar later stond in de krant: Met permissie van de Edele Wel Geboren Heere D.B. van Haarsma , Grietman over Agtcarspelen, zal Bote Jans Castelein in de Drogeham, des daags na de Markt zynde den 1 October 1778 in de Drogeham laaten Verharddraven twee extra mooye Wagen-gereiden.

Toelichting: Wagen-gereiden waren paardentuigen die gebruikt werden om paarden voor een wagen te spannen.

Simon Hoeksma

GESCHIEDENIS VAN DROGEHAM

Onderwijs

Vanouds ging het onderwijs uit van de Hervormde Kerk. De onderwijzer was in dienst van de kerk en was naast schoolmeester vaak ook koster, voorzanger en klokkenluider. Meestal werd er alleen ’s winters les gegeven, omdat de kinderen ’s zomers moesten helpen op het land. Er werden niet al te veel eisen aan een onderwijzer gesteld, als hij een goed zedelijk gedrag vertoonde was hij al geschikt. Het onderwijs bestond hoofdzakelijk uit lezen, schrijven en rekenen. Het rekenen gebeurde volgens de methode van Bartjens en voor het lezen en schrijven werden het Onze Vader, de Tien Geboden, de Catechismus en de Bijbel gebruikt. In 1806 kwam de eerste nationale schoolwet tot stand. Het onderwijs moest nu aan bepaalde eisen voldoen, waar door schoolopzieners toezicht op moest worden uitgeoefend. Ook aan de onderwijzer werden meer eisen gesteld, hij moest over een diploma beschikken. Het doel van het onderwijs werd omschreven als een opleiding tot maatschappelijke en christelijke deugden.

Onderwijzer en voorzanger

De inkomsten van de onderwijzer kwamen uit verschillende bronnen. In Drogeham uit maar liefst vijf verschillende: de grietenijkas, de kerkvoogdijkas, de dorpskas, ouderbijdragen en landgebruik. In de meeste dorpen bleef de onderwijzer, ook al stond de school na 1806 formeel los van de kerk, een belangrijke rol vervullen in de Hervormde Kerk. In 1847 vroeg het grietenijbestuur van Achtkarspelen een nieuwe schoolonderwijzer voor Drogeham. In de advertentie stond:

De voordeelen van dezen post, aan welken verbonden zijn: de bedieningen van koster en voorzanger, en het luiden der klok te Drogeham, bestaan: behalven in eene vrije woning met eenen tuin, in de navolgende:

1e. Als onderwijzer, in een jaarlijksch tractement uit de grietenijkas van f 64, -.

2e. Als koster en voorzanger in een jaarlijksch tractement uit de kerkvoogdijbeurs van f 56, -.

3e. Voor het luiden der klok, in een jaarlijksch tractement uit de dorpskas van f 28, -.

4e. In de schoolpenningen van 70 à 80 kinderen, wegens de dagschool f 1,50 in het jaar (het halve en vierde jaar naar rato), van hen die bij de week leeren 5 cents, en wegens de avondschool 10 cents voor iedere leerling, per week.

5e. Het vrije gebruik van ongeveer een bunder land (de zoogenaamde twee mad) en van een perceel baggelveld onder Harkema-Opeinde, om daaruit turf te graven voor eigen provisie, alles gelijk zulks den vorigen onderwijzer is genoten.

De onderwijzers moesten niet alleen onderwijs geven, zij moesten ook zelf de school schoonmaken. In 1874 dienden de hoofden van de scholen een verzoek in bij het gemeentebestuur, om te worden ontheven van de zorg voor de wekelijkse reiniging van de scholen. Dit verzoek werd evenwel afgewezen, doch men besloot daarvoor een extra vergoeding te verstrekken.

Simon Hoeksma

GESCHIEDENIS VAN DROGEHAM

Monniketille

Ten noorden van het Prinses Margrietkanaal ligt de buurtschap Monniketille (Mûntsetille). Deze buurtschap hoorde vroeger bij Drogeham. Dat lijkt misschien een beetje vreemd, maar dan moeten we bedenken dat het kanaal er vroeger niet was. De noordelijke grens van Drogeham liep door tot de Alde Dyk. Hier liep vroeger het riviertje de Alde Ryd.

Het kanaal, vroeger het Kolonelsdiep genoemd, is gegraven in 1508. Ten noorden van Drogeham kwam een verlaat (of sluis) in het diep te liggen. Dit verlaat werd het Blankenburgerverlaat of Munckeverlaat genoemd. Bij dit verlaat kon met het diep oversteken. In de 17e eeuw is het verlaat verplaatst naar de plek die nu Blauwverlaat heet. Ten noorden van Drogeham kwam een tille (of brug) over het kanaal te liggen, de Monniketille. Deze brug is later weer weggehaald. In de plaats kwam een overzet (of pont).

De naam

De naam Monniketille herinnert aan de monniken van Buweklooster. Hoewel Buweklooster een vrouwenklooster was, waren er wel mannen die werkzaam waren in de landbouw en de vervening. De kloosters hadden onderling contact metelkaar. Zo stond er bijvoorbeeld ook een klooster in het huidige Veenklooster. De kortste weg was over het kanaal. Vandaar dat het verlaat Munckeverlaat (muncke wil zeggen monnik) werd genoemd en de brug Monniketille.

Het vervoer van goederen ging vaak over water. De oude Drogehamstervaart die in de buurt van de Kromelle begint is waarschijnlijk gegraven door de monniken. Deze vaart werd vroeger de Monnekevaert of Monnike Ee genoemd.

Buurtschap

Rond 1800 zijn er mensen bij Monniketille gaan wonen. Deze mensen waren vooral werkzaam in de vervening. Omdat het gebied officieel bij Drogeham hoorde gingen de bewoners en hun kinderen in Drogeham naar de kerk en naar school. In 1832 stonden er acht huizen aan het kanaal en iets noordelijker stonden er ook nog vier. Ook stond er een huis ten zuiden van het kanaal.

Ongeval

Dat het oversteken van het kanaal gevaarlijk kon zijn, blijkt uit het volgende droevige krantenbericht uit 1927: ‘De 17-jarige zoon van de koemelker W. Hoeksma te Munniketille ging ondanks het ruwe weer met zijn zeilbootje naar Drogeham om veevoederartikelen te halen; op de terugreis is ten gevolge van een rukwind de boot omgeslagen en de jongen verdronken’.

Bij Kootstertille

In 1951 is het kanaal breder gemaakt. Het huis ten zuiden van het kanaal is toen afgebroken. Enkele jaren later, in 1959, heeft de gemeenteraad heeft naar aanleiding van deze verbreding de grenzen tussen Drogeham en Kootstertille opnieuw vastgesteld. De noord- en westgrens van Drogeham kwamen voortaan bij het kanaal te liggen. Dat betekende dat de inwoners van Monniketille vanaf die tijd onder Kootstertille kwamen te vallen. Ook werd de dorpsnaam Kooten toen veranderd in die van Kootstertille.

Simon Hoeksma

GESCHIEDENIS VAN DROGEHAM

De Mûntsegroppe

Vroeger liepen de bezittingen van het Buweklooster door tot aan Rottevalle. Het hele gebied ten zuiden van het klooster was toen een groot veengebied. Het gebied strekte zich uit tot over de grenzen met de gemeenten Tytjerksteradiel, Smallingerland en Grootegast. Lange tijd is er niets met deze streek gedaan.

Vervening

Het gebied werd pas interessant toen men het veen ging afgraven om turf van te maken. Deze turf was heel geschikt om te gebruiken als brandstof. Veel van deze turf werd verkocht naar het westen van het land. Daardoor was de vervening een aantrekkelijke onderneming. Het werd daarom belangrijk om aan te geven waar de grenzen in het veen liepen, zodat iemand niet op andersmans grondgebied het veen ging opgraven.

Grenzen

Om de scheiding tussen het veen van Buweklooster en het veen van Oostermeer aan te geven, werd een greppel gegraven. Deze greppel kreeg later de naam Monnikegreppel of op z’n Fries Mûntsegroppe. En zo liepen er meer greppels als grenzen in het veen. De Homear, nu een straat in Harkema, gaf de scheiding van het veen tussen Harkema-Opeinde en Surhuizum aan. Het gebied ten noorden van de Homear hoorde bij Harkema-Opeinde en het gebied ten zuiden hiervan bij Surhuizum.

Iets oostelijk van de huidige Betonwei liep de Quackenburgsgroppe. Deze liep helemaal door tot Houtigehage. Het gebied ten westen van de Quackenbrugsgroppe hoorde bij Harkema-Opeinde en het gebied ten oosten hiervan bij Surhuizum. Het industrieterrein Quakkenburg bij Harkema herinnert nog aan deze greppel. Hierbij moeten we bedenken dat de kern van het oude Harkema-Opeinde werd gevormd door de huidige Hamsterpein, de Kromelle en het Kleasterbreed. Het tegenwoordige gebied van Harkema was verdeeld over vijf dorpen: Drogeham, Harkema-Opeinde, Augustinusga, Surhuizum en Surhuisterveen. Pas in 1921 zijn de huidige grenzen van het dorp Harkema ontstaan.

Een pad

Om bij de bezittingen in Rottevalle te komen werd er een pad langs de Mûntsegroppe aangelegd. Het oudste deel van het pad liep van de Seadwei bij het Witveen naar Rottevalle. De mensen liepen het eerste deel van de tocht naar Rottevalle over de huidige Betonwei die toen doorliep tot het Jachtveld. Daarna ging men verder over het aangelegde pad langs de Mûntsegroppe. Pas in de negentiende eeuw is het noordelijke deel van het pad aangelegd. Dit loopt van de Lytse Wei tot de Seadwei. Het gebied ten westen van het noordelijke gedeelte hoorde van oorsprong bij Drogeham. Dat betekende dat de huizen ten westen van de Mûntsegroppe vroeger onder Drogeham vielen. Nu hoort alleen de boerderij op Hamsherne 16 nog bij Drogeham.

Met de Mûntsegroppe werd dus van oorsprong een greppel aangegeven. Later is de naam van Mûntsegroppe overgegaan op het pad. Voorheen werd het pad ook de Monnikeweg of de Monnikegruppelweg genoemd.

Simon Hoeksma

GESCHIEDENIS VAN DROGEHAM

Een opmerkelijk bericht

Vroeger werden sommige nieuwsberichten in de krant met de nodige humor beschreven. Vaak was het bericht geschreven door een plaatselijke correspondent die daar dan een kleine vergoeding voor kreeg. Voor het schenken van zwakalcoholische dranken had men vroeger een vergunning nodig die Verlof A werd genoemd. Er waren echter mensen die in een ‘stil kroegje’ ook wel eens stiekem bier verkochten zonder dat ze daar Verlof A voor hadden. Zo’n kroegje stond er ook aan de Kromelle. Op 25 oktober 1933 stond het onderstaande opmerkelijke bericht in het Nieuwsblad van Friesland. In die tijd werd de was nog met de hand gewassen in een grote tobbe.

De geheimen van een waschketel

Gewoonlijk, nietwaar, beschrijft men niet de geheimen van het reinigingsproces, dat er in den wasch-ketel plaats vindt. Doch in deze zaak moeten we wel van den goeden regel afwijken. Want daar te Drogeham vond men er in iets nats, dat in glazen omhulling niet bepaald de reinheid dient, maar wel een lafenis (=verfrissing) kan zijn voor dorstigen.

Er liep door ’t gehucht een zeker gerucht, dat er bij den arbeider H. wel eens bier verkocht werd. Dies (=daarom) werd het perceel aan een huiszoeking onderworpen. Niets te vinden? Neen, onder noch boven, noch in de bedsteden.

De man was niet thuis en de vrouw stond maar aan de tobbe. O, wat kreeg die wasch een beste beurt! ‘Dus jimme hawwe gjin bier yn é hûs?’. ’Ei jonge né!’.

De politie zocht en de vrouw stond al maar te plassen in haar tobbe. Niets te vinden. Die wasch-ijver, al maar aan diezelfde tobbe, maakte de zaak een beetje verdacht. Tobbe, driepoot en de onder waschgoed bedolven melkbus werd tenslotte aan een nader onderzoek onderworpen. En wat men vond, was geen zeepsop, maar verscheidene fleschjes bier. ‘Wat moet je daarmee, vrouwtje?’. ‘Och, it wie for myn broer!’. ‘En waarom werden die fleschjes dan zo geheimzinnig verstopt?’. ‘Den blieuw it lekker koel!’ Nu, je hebt meer verstand van bier dan rechtsvaardigheidsgevoel tegenover anderen, die hun verlof A duur moeten betalen. Wegens verkoop zonder verlof krijgt Antje, de zaken waarnemende voor haar man, fl. 10,- boete of 10 dagen hechtenis met verbeurdverklaring van den in beslag genomen Cambrinusdrank (=bier; Cambrinus was een vroegere god van het bier).

Simon Hoeksma